Focus Reuzen uit het noorden

Noors fjord
iStock © Anton Petrus

De muziekwereld viert het 150ste geboortejaar van de Fin Jean Sibelius en de Deen Carl Nielsen. Zij borduurden voort op de erfenis van de Noor Edvard Grieg, die Scandinavië een eigen muziek gaf.

‘Luister naar de melodieën die als wezen zwerven over de Noorse vlakten’

De stad Leipzig is halverwege de negentiende eeuw een epicentrum van de noordelijke muziek. Het conservatorium – opgericht door componist Felix Mendelssohn – blijkt the place to be voor talenten uit Scandinavië. Ook de net 15-jarige Noorse pianist Edvard Grieg vertrekt in de herfst van 1858 naar Leipzig. Als hij vijf jaar later afstudeert en terugkeert naar huis weet hij alles van de Duitse stijl, maar nog niets over de muzikale richting die hij wil inslaan. De zoektocht krijgt een beslissende wending wanneer Grieg in Kopenhagen zijn vakgenoot Rikard Nordraak ontmoet. In die periode heeft Nordraak net zijn beroemde lied Ja, wij houden van dit land geschreven, een eerbetoon aan Noorwegen. Later dat jaar, 1864, zal het werk een belangrijke rol spelen in de viering van het vijftigjarige bestaan van de Noorse grondwet.
Nordraak is een vurig pleitbezorger van een eigen Noorse muziek. Het land heeft altijd tweede viool moeten spelen, eerst in een unie met de Denen, daarna met de Zweden. Hij overtuigt Grieg ervan om zijn Duitse scholing achter zich te laten en op zoek te gaan naar inspiratiebronnen in eigen land. ‘Men spreekt erover dat we rotsen naar Noorwegen moeten brengen’, zegt Nordraak. ‘Maar we hebben er zelf genoeg. Laten we er huizen van bouwen en daar gaan wonen. Luister naar de naakte en klagende melodieën die – zoals veel wezen – zwerven over de Noorse vlakten. Verzamel ze in je hart en laat ze jou hun verhalen vertellen.’

‘Bach en Beethoven bouwden tempels, ik simpele onderkomens’

Nordraak kan die droom zelf niet waarmaken, want hij sterft al op 23-jarige leeftijd. Maar bij Grieg is zijn gedachtegoed in goede handen. Hij laat zich de rest van zijn werkzame leven inspireren door die verweesde Noorse melodieën, waarvoor Nordraak een tehuis zocht. ‘Plotseling loste de mist op voor mijn ogen en wist ik welke weg ik moest nemen’, zou Grieg later zeggen. Waar Bach en Beethoven in zijn ogen tempels bouwden op machtige bergen, daar hield de Noor zich in zijn muziek bezig met het ‘maken van simpele onderkomens waar mensen zich gelukkig en thuis konden voelen’.
Hij componeert vooral miniaturen, maar zijn bekendste werken zijn symfonisch: het Pianoconcert en zijn toneelmuziek voor Peer Gynt van Henrik Ibsen, de Noorse mythe over een dorpsjongen uit de Ronde Bergen, die zelfzuchtig de wereld intrekt, maar uiteindelijk naar huis terugkeert. ‘Beide grote kunstenaars’, schrijft Grieg-biograaf Richard Stein, ‘deelden dezelfde idealen, schiepen samen een machtig werk, hadden dezelfde vrienden en vijanden en namen diep de hoed af als ze elkaar op straat tegenkwamen. Maar… ze wisselden dan geen handdruk: stijf en met toegeknoopte jassen gingen ze een stuk dezelfde weg om daarna zonder afscheid uit elkaar te gaan.’

‘Sibelius’ muziek brandt tot op het bot door de huid’

In de voetsporen van Grieg zoeken meer Scandinavische componisten hun wortels. Zo speelt Jean Sibelius – ruim twintig jaar jonger dan de Noor – een sleutelrol in het nationale bewustzijn van het Finse volk, dat zich eind negentiende eeuw graag wil bevrijden van de Russische overheersing. Veel muziek van Sibelius lijkt een lofzang op het uitgestrekte – vaak desolate – landschap dat hij om zich heen ziet. Hij houdt hartstochtelijk van de grensstreek met Rusland, Karelië, het onderwerp van een van zijn eerste werken. De componist put ook rijkelijk uit het Finse epos Kalevala, een verzameling van overgeleverde volkspoëzie die halfweg de negentiende eeuw op papier is gezet. Hij schrijft de nodige kamermuziek, maar zijn belangrijkste instrument vormt toch het orkest.
In zijn symfonische werken baant hij nieuwe paden, evenals tijdgenoten Richard Strauss en Dmitri Sjostakovitsj. En zijn muziek is van een enorme intensiteit. ‘Sibelius geeft me altijd het gevoel’, zegt dirigent Simon Rattle, ‘dat als één drup van zijn muziek mijn huid raakt, die er tot op het bot dwars doorheen brandt’. Met zijn symfonische gedicht Finlandia protesteerde Sibelius tegen de groeiende onderdrukking van zijn volk door het tsaristische Rusland. Met de uitvoering van het werk tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1900 zette de componist dat conflict internationaal op de politieke kaart.

Zestien zwanen reiken Sibelius het slot van zijn Vijfde Symfonie aan

In de jaren erna lopen de spanningen tussen de Finnen en de Russen verder op. In die periode krijgt Sibelius de opdracht van de Finse regering om een symfonie te componeren voor zijn eigen vijftigste verjaardag in 1915. Hij verkeert in financiële problemen en zijn gezondheid is slecht: hij ondergaat een ingrijpende keeloperatie. ‘Ik ploeter weer door een diep moeras en voor me zie ik langzaam de contouren opdoemen van de berg die ik moet beklimmen’, schrijft Sibelius in zijn dagboek als hij begint aan zijn Vijfde Symfonie.
En dan, op 12 april 1914, ziet de componist een schouwspel dat diepe indruk op hem maakt. Zestien zwanen maken zich los van het meer en stijgen op. ‘Een van mijn mooiste ervaringen’, vertrouwt hij zijn dagboek toe. ‘Ze reikten het slotthema aan van mijn Vijfde Symfonie… legato in de trompetten.’ Het is een mooi voorbeeld van de invloed van de Finse natuur op zijn muziek.

Nielsen groeit op te midden van Deense volksmuziek

Op 9 juni 1865 – een half jaar eerder dan Sibelius – komt de Deen Carl Nielsen ter wereld, in een arm arbeidersgezin op het Deense eiland Funen. Zijn vader werkt als huisschilder en speelt cornet en viool op bruiloften en partijen. En zijn moeder zingt volksliedjes voor haar twaalf kinderen. In bed met mazelen begint kleine Carl op zijn zesde te tokkelen op de viool. Zijn ouders zien niets in muziek als baan. Zij zetten hem op zijn veertiende aan het werk in een winkel. Het is dat de zaak bankroet gaat, anders zou de wereld nooit van Carl Nielsen hebben gehoord. Nu gaat hij verder als muzikant – koperblazer – in het leger. Rond zijn negentiende wordt hij voorgesteld aan de directeur van het Kopenhaagse conservatorium, de componist Niels Gade, de man die eind achttiende eeuw als bewonderaar van Felix Mendelssohn diepgaande invloed heeft op het Duitse karakter van de Scandinavische muziek. Nielsen gaat viool studeren. Daarna wint hij een beurs die hem in staat stelt om door Europa te reizen en verdient hij zestien jaar zijn geld als tweede violist in het orkest van de Koninklijke Opera in Kopenhagen. Hij componeert hoogst individuele muziek waarin zijn eigen beslommeringen een grote plek krijgen, zoals zijn problematische huwelijk met de beeldend kunstenares Anne Marie Brodersen. Zo schreef hij een prachtige Tweede Symfonie, met de vier temperamenten als thema.

‘Niets vernietigt muziek grondiger dan nationalisme’

Waar Sibelius al op jonge leeftijd uitgroeit tot een Finse held, staan de Denen nogal tweeslachtig tegenover Nielsens muziek. Zijn grote orkestwerken worden beter begrepen in het buitenland. Maar zijn liederen zijn geliefd, omdat hij daarin de volkse melodieën uit zijn jeugd verwerkt. Gedurende de beide wereldoorlogen zijn deze composities belangrijke bakens van de Deense identiteit. Zelf gelooft Nielsen er niet in. ‘Niets vernietigt muziek grondiger dan nationalisme’, laat hij optekenen.
Het is pas na zijn dood dat Nielsen op waarde wordt geschat. De Amerikaanse muziekcriticus Harold C. Schonberg zet hem op hetzelfde voetstuk als Sibelius. ‘Nielsen is’, schrijft hij, ‘net zo meeslepend, krachtiger en universeler.’ Daarmee lijkt Schonberg ook uit te drukken dat Nielsens muziek meer is dan Deens of Scandinavisch. Ook dirigent Leonard Bernstein vergeleek de Finse en Deense reus. Hij spreekt over Nielsens ‘ruwe charme, swing, gedrevenheid en ritmische verrassingen, zijn vreemde macht over harmonische en tonale verhoudingen en zijn eeuwige onvoorspelbaarheid.’ Zelf vatte Nielsen zijn stijl in drie woorden samen: tonaliteit, helderheid en kracht.


sibeliusLees en luister ook