Componist Ottorino Respighi

Ottorino Respighi zal wel voor altijd de man blijven die met werken als Pini di Roma en Fontane di Roma de oude glorie van de Italiaanse hoofdstad van een soundtrack voorzag. Toch doet dat deze componist tekort, zoals ook Riccardo Chailly met zijn Filarmonica della Scala bewijst op zijn geheel aan Respighi gewijde album.

Ottorino Respighi (1879-1936) had bijvoorbeeld zijn leven lang een buitengewone interesse in de muziek van de renaissance en barok. Hij zag het als een vanzelfsprekendheid dat componisten een meer dan goed besef van de historie hadden. Zijn bewuste omgang met de muziek uit het verleden was ook de reden dat hij al aan het begin van de twintigste eeuw modernisme om het modernisme afwees, waarmee hij onder anderen op Arnold Schönberg en consorten doelde. Met een aantal collega-componisten schreef hij zelfs een manifest waarin hij duidelijk maakte waar muziek aan moest voldoen:

‘Wij zijn tegen kunst die de menselijke maat ontkent en die slechts een mechanische demonstratie en een cerebrale puzzel wenst te zijn. Een logische ketting verbindt het verleden met de toekomst – het romantisme van gisteren zal weer het romantisme van morgen zijn.’

Echo’s van een ver verleden

De geschiedenis heeft Respighi inmiddels gelijk gegeven, maar de componist wachtte daar niet op. In veel van zijn werken klinken echo’s van een ver verleden en in andere werken is datzelfde verleden zelfs de grootste inspiratiebron, zoals in de drie suites van Antiche Danze ed Arie per Liuto die hij in 1917,1924 en 1932 schreef. Het zijn schitterende orkestarrangementen van Italiaanse en Franse luit- en klavecimbelwerken uit de zestiende, zeventiende en vroege achttiende eeuw. De derde suite is gearrangeerd voor strijkorkest en bestaat uit een anoniem zestiende-eeuws Italiaans lied, een tweede deel gebaseerd op verschillende liederen van Jean-Baptiste Besard, een anonieme Siciliana en een Passacaglia van Lodovico Roncalli uit 1692.

Rimski-Korsakov

Dat die werken zo goed en kleurrijk gearrangeerd zijn, dankt Respighi ongetwijfeld aan zijn studie bij Nikolaj Rimski-Korsakov. Een verrassende studiekeuze voor een Italiaans componist, maar het heeft alles te maken met de eerste muzikale professie van Respighi.

De jonge Ottorino werd ontdekt door zijn vader die hem als pianodocent de eerste beginselen bijbracht op de piano en de viool. Vooral het laatste instrument raakte een snaar met als gevolg dat Respighi uiteindelijk, naast muziekgeschiedenis en compositie, viool en altviool ging studeren aan het Liceo di Bologna. Toen hij in 1899 afstudeerde, vond hij al snel emplooi in… Rusland. Als violist diende hij in het opera-orkest van het Keizerlijk Theater in Sint Petersburg. Van zijn verblijf in Rusland maakte hij een verdere deugd door orkestratie bij niemand minder dan de Russische grootmeester van de orkestkleuren te gaan studeren: Rimsky-Korsakov.

Verhalenverteller

Hoewel deze studie bij Rimsky-Korsakov slechts een jaar duurde – in 1900 keerde Respighi al weer terug naar Italië – was het, net als een korte studie bij Max Bruch in Berlijn, van grote invloed op zijn werk. Respighi voorzag de romantische en vooral lyrische (ook elk instrumentaal werk was immers een soort mini-opera) Italiaanse stijl van een Russische diepte en kleurrijkheid die de muzikale verhalenverteller die de componist bleek te zijn enorm vooruit hielp. Dat blijkt al uit zijn minder bekende vroege werken zoals de Aria per archi uit 1901 en de Leggenda voor viool en strijkers uit 1902 die ook een plek hebben gekregen op de nieuwe Respighi-cd van Chailly en consorten.

Trilogie

Zijn rijke orkestratiekunst bleek uiteindelijk vooral uit het eerste symfonisch gedicht dat later deel zou worden van de zogenaamde ‘Romeinse Trilogie’: Fontane di Roma, geschreven tussen 1914 en 1916. Dit werk schetst niet alleen, net zoals de later geschreven andere ‘delen’ Pini di Roma en Feste Romana, het sensuele en decadente Rome van de Italiaanse dichter en iets oudere generatiegenoot Gabriele D’Annunzio, het betekende ook, met dank aan dirigent Arturo Toscanini, Respighi’s internationale doorbraak.

Compositiedocent

Respighi was toen al compositiedocent aan de Accademia Nazionale di Santa Cecilia in Rome. Hoewel hij altijd een haat-liefde verhouding had met het lesgeven, schopte hij het daar in 1924 zelfs tot directeur. In 1926 kwam hij er achter dat hij toch meer componist dan bestuurder was en legde hij zijn functie neer. Zijn invloed als compositiedocent was door zijn eclectische stijl en zijn belangstelling voor oude muziek – naast de Antiche Danze ed Arie per Liuto maakte hij nog vele andere bewerkingen van werken uit de barok tot enkele Péchés de Vieillesse van Rossini – klein of in het gunstigste geval nauwelijks te traceren, maar zijn docentschap leverde hem wel een langer dan levenslange fan op: Elsa Olivieri-Sangiacomo Respighi (1894–1996), de compositieleerlinge die hij in 1919 trouwde en die na de dood van de componist in 1936 onvermoeibaar ijverde voor meer erkenning voor zijn werk.

Erfenis

Zo’n weduwe die zich vastbijt in de erfenis van haar echtgenoot kon absoluut geen kwaad, want het werk van Respighi werd doorlopend overschaduwd door het snel opkomende modernisme en de Italiaanse fascisten die zijn muziek als te decadent in de ban deden. Daarbij werd Respighi enerzijds beschouwd als een ‘muzikale kameleon zonder eigen stijl of vorm’ wat niet bedoeld was als aanbeveling en anderzijds als een eclecticus, wat in het midden van de twintigste eeuw ook niet de beste reclameleus was. Inmiddels is mede dankzij een dirigent als Riccardo Chailly, die ooit via zijn vader kennis kon maken met de weduwe Respighi, duidelijk dat er in de wereld achter Pini en Fontane di Roma nog veel te ontdekken valt in de vorm van enkele opera’s, balletten en bewerkingen. Tot het zover is blijft Respighi, hoewel ook het op het werk van Rossini gebaseerde ballet La boutique fantasque dat hij voor Les Ballets Russes schreef een redelijk internationaal succes beleefde, de componist die dankzij drie symfonische gedichten over Rome gewoon tot de belangrijkste symfonici van het vroeg twintigste-eeuwse Italië gerekend kan worden.


Lees en luister ook