Focus Nikolaus Harnoncourt

Nikolaus Harnoncourt
Nikolaus Harnoncourt © Marco Borggreve

In zijn gezwaai voor het orkest was nauwelijks samenhang te ontdekken. Met zijn verhalen betoverde Nikolaus Harnoncourt de musici. ‘Als verrader Judas verscheen in de Matthäus-Passion wist het koor dat alle s-en moesten klinken als het gesis van een slang.’

‘Harnoncourt sprak veel en orkesten hingen aan zijn lippen’

Twee dagen na de dood van dirigent Nikolaus Harnoncourt zit zijn Engelse vakgenoot Harry Bicket in het Concertgebouw Café in Amsterdam. Een man gegrepen door de taal van de oude muziek, net als Harnoncourt. ‘Als je nu luistert naar de Monteverdi-opera’s, waaraan hij eind jaren zestig begon in Zürich, dan besef je waar we met de oude muziekbeweging vandaan zijn gekomen’, zegt Bicket. ‘Hij
harnoncourt 1legde de basis voor een revolutie. Als jonge musicus groeide ik op met de Haydn-symfonieën die hij hier met het Concertgebouworkest opnam. Openbaringen waren het. Wat Harnoncourt deed, was niet allemaal even goed. Soms was het vooral buitenissig. But it was never nothing, it was always something. Dan fronste je de wenkbrauwen en dacht: “Dat is vreemd.” Maar ook op zo’n moment bleef de muziek bruisen van leven. Zijn opnamen waren nooit middle of the road. Er zat altijd een filosofie achter, een verhaal. Harnoncourt ademde muziek. Hij kon niet gaan zitten en de noten de noten laten. De muziek dreef hem voort. Dat hij zichzelf eind vorig jaar terugtrok van het podium, was dan ook een veeg teken van een naderende dood. Hij kon niet meer.’
Dat er tijdens concerten soms weinig samenhang in Harnoncourts slagtechniek viel te ontdekken, heeft te maken met de soort dirigent die hij was, zegt Bicket. ‘In de muziek bestaan verschillende soorten leiderschap. Orkesten zeggen altijd twee dingen over dirigenten: óf ze praten teveel, óf ze hebben niets te vertellen. Hahahaha. Je kunt nooit winnen. Harnoncourt sprak veel bij repetities. Meestal houden musici daar niet van, maar bij hem hingen ze aan zijn lippen.’

‘Er is een klank vóór en een klank ná Harnoncourt bij het Concertgebouw’

Dirigent Jan Willem de Vriend wordt vaak ‘de Nederlandse Harnoncourt’ genoemd, en wie naar hem kijkt op de bok ziet overeenkomsten in de schokkerige manier van meebewegen met de muziek, de vage slagtechniek en de sprekende ogen, die als extra handen zijn. De Vriend speelde als violist nog onder Harnoncourt, toen die zijn opzienbarende Matthäus-Passionen deed in Amsterdam. ‘Hij keek verder dan de muziek en de teksten, hij wist wat erachter schuil ging’, vertelt De Vriend. ‘Als Judas opkwam in de Matthäus dan wilde hij dat het koor de s-en zong, alsof je een slang hoorde sissen – het geluid van het verraad. Harnoncourt was de muziek opnieuw aan het uitvinden, niets was in zijn ogen vanzelfsprekend. Hij dook de originele handschriften in en deed daar ontdekking na ontdekking, waardoor bekende werken plotseling als nieuw klonken. Hij heeft ook een grote invloed gehad op het spel van het Concertgebouworkest. Dat is onder hem echt van klank veranderd. Er is een vóór en een ná Harnoncourt. Zijn aanpak is in het DNA van het orkest gaan zitten.’
De Vriend assisteerde Harnoncourt verschillende malen. ‘Hij bleef niet alleen hangen bij de oude muziek, maar paste zijn filosofie ook toe op repertoire uit deze tijd of de Romantiek. Hij kon ver gaan in het willen begrijpen van de oude meesters. Toen hij Schumann ging dirigeren, kocht hij allerlei meubels uit diens tijd, uit de Biedemeier-periode, en richtte er een kamer mee in, om een gevoel te krijgen bij het schoonheidsideaal waarmee Schumann opgroeide. Die kennis nam hij mee naar de orkesten, daar inspireerde hij de wereld mee.’

Zijn ogen straalden van een vreemde bezetenheid

harnoncourtHarnoncourt had iets duivels als je hem voor het orkest zag staan. Zijn opengesperde ogen straalden van een vreemde bezetenheid en zijn wenkbrauwen staken er als hoorntjes bovenuit. Het was altijd een fascinerend schouwspel hoe de muziek onder zijn handen vorm en klank kreeg.
Hij werd geboren in 1929 in Berlijn in een geslacht van verarmde Luxemburgse adel. Zijn officiële naam luidde dan ook Johann Nicolaus Graf de la Fontaine und d’Harnoncourt-Unverzagt. Zijn moeder stamde zelfs af van de Oostenrijkse keizer Leopold II, de man voor wie Wolfgang Amadeus Mozart speelde in Wenen. Het gezin had het niet breed. ‘Onze schoolboterhammen waren belegd zonder boter, met alleen jam’, staat in zijn biografie Vom Denken des Herzens. ‘Zeer onesthetisch vond ik dat, zoals die jam zich in het brood vastzoog.’
Hij begon als cellist in de Wiener Symphoniker en richtte in 1953 zijn eigen ensemble Concentus Musicus Wien op, waarmee hij een revolutie ontketende in de oude muziek. Hij liet zijn musici spelen op de instrumenten uit de barok, met darmsnaren en andere strijkstokken. Zelf stapte hij over van cello op diens voorouder, de viola da gamba. Zijn nieuwe kijk op oude muziek leidde tot controversen met de heersende cultuur. Maar Harnoncourt en zijn nieuwe filosofie waren niet te stoppen. In Nederland kreeg hij veel navolging met Gustav Leonhardt, Ton Koopman en Frans Brüggen. Harnoncourt bracht een definitieve verandering teweeg. Niet ten koste van wat er al was, maar hij voegde een kleur toe aan het orkestpalet.
De titel van zijn biografie zegt veel over Harnoncourt: over het denken van het hart. Achter het muzikale gevoel dat hij vertegenwoordigde zat altijd een gedachte, een verhaal. Harnoncourt is 86 jaar geworden.


lk nozzelk mozart kremer


matthaeusLees en luister ook