De vergelijking Bachs Johannes-Passion

crucifix
© iStock

Geboorte en dood zijn de raadsels van het mensenleven. Niet gek dat elke religie er rituelen aan wijdt. Christenen vieren met Kerstmis de geboorte van Jezus. Met Pasen staan ze stil bij zijn dood en opstanding. Het verhaal over de kruisiging van Jezus van Nazareth wordt in vier bijbelboeken verteld: de evangelies volgens Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes.

J.SToen Johann Sebastian Bach in 1685 werd geboren, kende de kerk al een lange traditie in het verklanken van dit paasdrama. Bach schreef zijn eerste Passion in 1724. Hij werkte sinds een jaar als cantor in Leipzig en beschikte eindelijk over de muzikanten om de uitdaging op te pakken. In de Nikolaikerk dirigeerde hij op Goede Vrijdag zijn Johannes-Passion. Het stuk is compacter en feller dan de bekendere Matthäus-Passion, die hij in 1727 zou voltooien.
Van de Johannes-Passion (BWV 245) bestaan tientallen opnamen, de een nog meeslepender en hemelser dan de ander. Hieronder passeren drie uitvoeringen de revue. Twee komen van het authentieke front, ze worden gedirigeerd door Nikolaus Harnoncourt en Philippe Herreweghe. De beroemde tenor Peter Schreier neemt de derde voor z’n rekening. Hij dirigeert niet alleen, maar zingt ook de partij van Evangelist, de verteller van het lijdensverhaal.


Nikolaus Harnoncourt (opname 1993)

Op Bachgebied heeft Nikolaus Harnoncourt (1929-2016) een reputatie te verliezen. Samen met de Nederlandse klavecinist en dirigent Gustav Leonhardt nam hij als eerste alle ruim 200 Bachcantates op met barokinstrumenten. Tussen 1975 en 1989 gaf Harnoncourt bovendien een authentieke draai aan de rijke passietraditie van het Koninklijk Concertgebouworkest. De dramatiek van het lijdensverhaal is bij hem in goede handen. In zijn derde Johannes-opname plaatst Harnoncourt het openingskoor Herr, unser Herrscher meteen in contrasterende tinten. Drie keer roept het koor de Heer aan, daarna prijst het met milde stem zijn macht.
Dat Harnoncourt de regels van de barokke tekstvoordracht grondig heeft bestudeerd, hoor je ook in het oude lutherse kerklied In meines Herzens Grunde. Om de verstaanbaarheid te bevorderen, maakt Harnoncourt in dit koraal een groot verschil tussen de accentuering van lettergrepen in woorden als ‘GRUN-de’ en ‘STUN-de’.

De Britse tenor Anthony Rolfe-Johnson zingt de rol van Evangelist. Hij laveert knap tussen lichte vertelkunst en opera-achtige aanzetten. Merk hoe hij aan het eind van het volgende fragment het ‘bittere wenen’ van Petrus weergeeft, nadat deze apostel tegenover opdringerig volk heeft ontkend dat hij behoort tot de volgers van Jezus.
De aansluitende aria Ach, mein Sinn gaat ronduit op de operatoer. Voor sommige liefhebbers van de ingetogen Nederlandse passietraditie gaat de dramatiek van Rolfe-Johnson hierin een stap te ver.


Philippe Herreweghe (opname 2001)

Bij Philippe Herreweghe (1947) tref je een andere Bach. Ook deze Vlaming staat te boek als een pionier van de historische uitvoeringspraktijk, maar zijn aanpak is ‘vergeestelijkter’ dan die van Harnoncourt. Herreweghes opname uit 2001 volgt ook niet de eerste Johannes-versie uit 1724, maar een bewerking die Bach een jaar later maakte. Het openingskoor Herr, unser Herrscher verving hij bijvoorbeeld door het koraal O Mensch, bewein’ dein Sünde groß.
Opvallend: Herreweghe haalt uit zijn koorzangers een egaler geluid dan Harnoncourt. Het stelt hem in staat om spannende, dissonerende klanken des te scherper te benadrukken, zoals in het koraal O grosse Lieb.

De ‘waanzinaria’ Ach, mein Sinn heeft Bach in 1725 vervangen door Zerschmettert mich, ihr Felsen und ihr Hügel. Opmerkelijk is de afwisseling tussen wanhoop (verklankt door jakkerende violen) en wroeging, een emotie die door de tenor Mark Padmore geraffineerd wordt uitgespeeld.
Vergeleken bij voorgangers voegt Bach volop vaart toe aan de passietraditie. Luister wat er gebeurt als Jezus wordt voorgeleid aan de Romeinse prefect Pontius Pilatus. Bach voert de spanning gestaag op naar de uitroep Kreuzige, kreuzige!, waarmee het Joodse volk het lot van Jezus bezegelt.


Peter Schreier (opname 1988)

Als jongensalt werd Peter Schreier (1935) gevormd in het beroemde Dresdner Kreuzchor. In 1956 zong hij als tenor zijn eerste Evangelistenpartij, een vak waarin hij wereldberoemd werd. In de jaren ’80 ging hij Bachs kerkmuziek dirigeren en zong tegelijkertijd mee. In vergelijking met Rolfe-Johnson en Padmore neigt Schreier in de Johannes meer naar ‘zingen’ dan naar ‘spreken’. Als dirigent toont hij gevoel voor drama. In de kleuring van de koralen zit Schreier halverwege de ‘donkere’ Harnoncourt en de ‘heldere’ Herreweghe.

Op bespiegelende momenten brengt Bach vaak een arioso in stelling. Het is een stijl die het midden houdt tussen het gezingzegde recitatief en de gezongen aria. Als Pilatus Jezus laat geselen, klinkt het arioso Betrachte, meine Seele. De tekst stamt niet uit de Bijbel, maar is een poëtische meditatie die de gelovige eraan herinnert dat Jezus lijdt voor hém. Het beroemde slotkoor Ruht wohl staat stil bij het rotsgraf van Jezus. Na te zijn gestorven aan het kruis, is zijn lichaam gewikkeld in linnen. Het wachten is op het wonder van de verrijzenis.


De vergelijking

Wie een felle, gevlamde Johannes-Passion zoekt, is bij Nikolaus Harnoncourt aan het juiste adres. Philippe Herreweghe levert een serenere visie, vooral in de koralen. De Johannes van Peter Schreier is bij uitstek geschikt voor liefhebbers van traditionelere, gerijpte klanken.


Lees en luister ook