In de spotlights Ton Koopman

Ton Koopman

Volgens overlevering liep Bach vierhonderd kilometer om organist Dietrich Buxtehude te kunnen horen. Maar opvolgers in Lübeck maakten de kachel aan met zijn manuscripten. Wat er overbleef van zijn muziek, verzamelde dirigent Ton Koopman met zijn Amsterdam Baroque Orchestra in een prachtige doos onder de titel Opera omnia. ‘Zijn muziek blijft me betoveren.’

‘Elke keer verzint hij iets nieuws. Buxtehude betovert me’

buxtehudeTijdgenoten beschreven Dietrich Buxtehude als ‘de wereldberoemde organist uit Lübeck’. Ook de vijftig jaar jongere Johann Sebastian Bach behoorde tot zijn bewonderaars. Maar de geschiedenis toonde zich van zijn onbarmhartige kant. ‘Bach had het geluk dat zijn zonen en leerlingen zich over zijn werk ontfermden’, zegt dirigent Ton Koopman. ‘Buxtehude moest het eeuwenlang zonder een echte pleitbezorger doen. Zijn opvolgers in Lübeckse Marienkirche vonden de manuscripten “alleen nog goed om ons te verwarmen” en staken er de kachel mee aan.’ En dus bleef er maar bar weinig bewaard.
Pas eind negentiende eeuw dook Buxtehude weer op. De Berlijnse musicoloog en Bach-biograaf Philipp Spitta publiceerde diens orgelwerken in twee delen. ‘Dat waren de eerste stukken waarmee ik kennismaakte’, vertelt Koopman. ‘Als elfjarige organist speelde ik ze in een kapel in Zwolle. Bach, Buxtehude en Frescobaldi waren mijn componisten. Op het gymnasium voerden we rond Kerstmis van Buxtehude het koor Das neugeborne Kindelein uit. Dat waren geen goede uitvoeringen, want we waren slechts scholieren. Maar als ik daar doorheen luisterde, hoorden mijn oren iets van grote schoonheid. De orgelstukken van Buxtehude zijn zeker gelijkwaardig aan die van Bach. Ongelooflijk mooi. De kamermuziek kende ik helemaal niet. De vindingrijkheid ervan verbijsterde me. Elke keer weet Buxtehude iets nieuws te verzinnen, iets waarvan je denkt: hoe is het mogelijk? Hij betovert me.’

‘In het Zweedse Uppsala sliep zijn muziek als een Doornroosje’

De fascinatie groeide in de loop der jaren. En nadat Koopman zich jarenlang eerst richtte op de muziek van Bach belandde hij op een goede dag weer bij Buxtehude. Hij ging op onderzoek en ontdekte aan de universiteit van de Zweedse stad Uppsala tal van vergeten werken. Buxtehudes composities belandden daar via Gustav Düben. Deze kapelmeester uit Stockholm bestelde zo’n twaalf jaar lang regelmatig muziek bij de componist in Lübeck. ‘In zijn kleine kerk kon Düben een werk als Membra Jesu Nostri in een intieme entourage uitvoeren. Je kunt het je voorstellen: een afbeelding van Christus op het altaar, waar de kerkgangers diens ledematen konden aanbidden. Tranen in de ogen.’
‘Düben bewaarde alles en zijn zoon schonk de muziek aan de universiteit van Uppsala, waar zij in slaap viel als een Doornroosje. Totdat een musicoloog als Spitta zich begon te interesseren voor Buxtehude. En plotseling kwam er een enorme hoeveelheid manuscripten aan de oppervlakte. In Uppsala, die kleine stad, nooit gebombardeerd zoals Lübeck, lag Buxtehudes muziek in alle rust op herontdekking te wachten. Zonder de Dübens zouden er misschien zes vocale werken bewaard zijn gebleven.’

‘Ik denk dat Buxtehude en Bach elkaar veel te vertellen hadden’

lubeck-marienkirche

In Lübeck werkte zo’n veertig jaar als cantor van de Marienkirche. In de weken van de adventstijd, richting kerst, hield hij er altijd zijn beroemde Abendmusiken. Concerten waarvoor hij de fondsen wierf bij de rijke reders in de Hanzestad. Entree mocht Buxtehude niet heffen, maar mocht zijn bezoekers wel laten betalen voor hun programma’s. Hij had het geld om uit Hamburg de beste operacastraten te contracteren en de concerten lokten ook veel goede musici. ‘Die hadden daar’, zegt Koopman, ‘zoals dat nu heet een goede schnabbel aan.’
De beroemde concerten lokten in 1705 ook de twintiger Bach naar Lübeck. ‘Daar zijn allemaal sterke verhalen over’, vertelt Koopman, ‘over dat Bach de ruim vierhonderd kilometer vanuit Arnstadt liep. Hij nam als organist een maand vrij om naar Lübeck te gaan. Lopend was het tien dagen heen en tien dagen terug. Dan hield Bach weinig tijd meer over. Bovendien had hij een baan in Arnstadt, dus geld om de postkoets te nemen. Bach deed mee met de Abendmusiken, en bleef nog een paar maanden langer, want Buxtehude schreef extra concerten vanwege het overlijden van de Oostenrijkse keizer Leopold I en de kroning van zijn opvolger Joseph I. Bach ontmoette er interessante mensen, zoals de bekende musicus en theoreticus Johann Mattheson, de eerste man die over Bach schrijft. Misschien ging hij naar de opera. Veel Abendmusiken bestonden uit een vocaal stuk, ingeklemd tussen twee orgelwerken. Ik kan me voorstellen dat Bach daar schitterde, en dat de zeventiger Buxtehude en de twintiger uit Arnstadt elkaar veel te vertellen hadden.’

‘Uit zijn muziek rijst Buxtehude op als een genie’

Voordat Bach naar Lübeck kwam, kreeg de oude Buxtehude ook nog bezoek van de jonge Georg Friedrich Händel. Die kwam naar de havenstad, samen met Mattheson. Buxtehude zou de beide mannen zijn baan hebben aangeboden, op voorwaarde dat de opvolger moest trouwen met zijn vrijgezelle dochter. Maar de jongens weigerden, wat in de loop der tijd tot tal van speculaties leidde over haar veronderstelde lelijkheid. ‘Ik denk dat het verhaal mooier gemaakt is dan de werkelijkheid was. Bij de viering van de driehonderdste sterfdag van Buxtehude in Lübeck kwam er een expositie over hem. Ik stelde toen voor om een anoniem vrouwenportretje uit het Annen-Museum daar op te hangen met als onderschrift: “Is dit de dochter van Buxtehude?” De afbeelding toonde een prachtige vrouw, achter een klavecimbel. Waarom zou dat niet zijn dochter kunnen zijn? De Duitsers wilden er uiteraard niets van weten.’
Als voorzitter van het Internationale Buxtehude Genootschap waakt Koopman over de herinnering aan Buxtehude. ‘Hij werd gezien als een Kleinmeister. Wij willen van hem een Grossmeister maken, want dat verdient Buxtehude. Nu de van hem overgebleven muziek op dertig cd’s is vastgelegd en alles hoorbaar is, rijst uit die werken een genie op. Wat een zuivere en inventieve noten schreef hij. Zijn orgelspel is een mengsel van Italiaanse vrijheid en Duitse Gründlichkeit. Het klinkt alsof er een organist aan het improviseren is. Heel theatraal, met een grote inbreng voor de musicus zelf. Die moet de noten wakker kussen. Veel organisten spelen Buxtehude op een manier die ik de stylus locomotivus noem: ze trekken de machine langzaam op gang, waarna ze de rest van het werk in dezelfde cadans blijven. Maar Buxtehude vraagt om een stylus fantasticus, waarin contrasten, verbeelding en het theatrale belangrijk zijn.’


harnoncourtLees en luister ook