De Georgische Lisa Batiashvili overwint haar ‘angst’ voor Tsjaikovski’s Vioolconcert en lijkt daarbij met maestro Daniel Barenboim tot diep in de ziel van de componist te graven. Ze nam een nieuw album op waarop ze dit werk combineert met het even beroemde Vioolconcert van Sibelius.
De natuur doemt als onheilspellende reus achter solist op
Vaak tref je de Vioolconcerten van Felix Mendelssohn en Max Bruch gebroederlijk naast elkaar op één album. Datzelfde doen violisten doorgaans met Pjotr Ilitsj Tsjaikovski en Jean Sibelius. Er is een hoogromantische verwantschap tussen Mendelssohn en Bruch, maar Tsjaikovski en Sibelius hebben weinig met elkaar gemeen. Waar de Rus de menselijke intimiteit laat overheersen – althans de innerlijke strijd – moet de viool het bij Sibelius als individu opnemen tegen de natuur, die vaak als een onheilspellende reus achter de solist opdoemt. Toch was het juist het spelen van het Vioolconcert van Tsjaikovski, waar de Georgische Lisa Batiashvili tegenop zag. ‘Ik ging het uit de weg, omdat het zo vaak is vertolkt en er zoveel van die uitvoeringen in mijn hoofd rondspoken.’ Ze had een duwtje nodig van dirigent Daniel Barenboim, die met haar de afgelopen vier seizoenen afsloot met een gratis openluchtconcert van zijn Staatkapelle Berlin op de Bebelplatz in de Duitse hoofdstad.
De viool zingt een ontroerende liefdesverklaring
Barenboim moedigde Batiashvili aan om toch in de muziek van Tsjaikovski te duiken. ‘Dat spoorde me aan’, zegt de violiste. En uiteindelijk brachten de twee musici met de Staatkapelle het werk de vorige zomer ten gehore op de Bebelplatz. Daarna doken ze meteen de opnamestudio in. Dit jaar deden ze hetzelfde met Sibelius. Batiashvili maakt er een gewoonte van bestaande uitvoeringen van beroemde concerten uit haar hoofd te wissen, en het oorspronkelijke handschrift te pakken. ‘Bij Tsjaikovski loop je het gevaar dat je de aandacht richt op de climaxen in de muziek en de gevoeligheid van het stuk naar de achtergrond verdwijnt. In mijn ogen is het geen extravert werk, maar probeert de componist eerlijk te zijn over zijn innerlijke pijn.’ Dat leed hing samen met zijn homoseksualiteit. Hij probeerde die geaardheid te overwinnen door zich onbezonnen in een huwelijk te storten met een leerlinge. Al voor het altaar besefte hij dat dit geen goed idee was. En binnen de kortste keren zat hij in de trein naar het buitenland, en mochten zijn vrienden de emotionele rotzooi opruimen. Aan het Meer van Genève kwam Tsjaikovski tor rust. Daar ontmoette hij ook weer de jonge violist Josef Kotek, die hem inspireerde om binnen de kortste tijd zijn Vioolconcert te schrijven. Zelden hoor je het langzame deel intiemer dan bij Barenboim en Batiashvili: de Staatkapelle is als een – soms bijna onhoorbare – hartenklop aanwezig en de viool zingt er bovenuit met een ontroerende liefdesverklaring.
Batiashvili creëert drama door het niet te zoeken
Hoe anders zijn de klanken van Sibelius, al meteen in het begin als de viool ijl en eenzaam fluistert. In de achtergrond komt het orkest dreigend opzetten, een gevoel dat als een golfslag voortdurend op de achtergrond blijft meedoen. De viool lijkt een gevecht met de natuur te voeren. In het langzame deel lijken ze heel even met elkaar te versmelten, maar ook daar torenen de elementen uiteindelijk hoog boven de desolate viool uit. Daar wordt de solopartij bijna een smeekbede. De schoonheid van Batiashvili’s spel schuilt erin dat de – zowel bij Tsjaikovski als Sibelius – niet het drama zoekt. Ze geeft de noten niet een extra lik verf, die de werken vaak tot kitsch kunnen maken, maar blijft een heldere en nuchtere verteller, waardoor de gevoelens in de muziek alleen maar harder en dieper binnenkomen.