Muziek en IJsland

© iStock / Stanislav_Moroz

De Europese muziekgeschiedenis ging tot diep in de negentiende eeuw voorbij aan het eenzame IJsland. Dus van genregrenzen hebben de musici daar zich nooit wat aangetrokken. Zo komen bij componisten en musici Ólafur Arnalds en Jóhann Jóhannsson allerlei invloeden samen in een stijl, waarin het desolate IJslandse landschap altijd op de achtergrond blijft meeklinken.

De eeuwige melodie van de eindeloze oceaan

ijsland hekla 220In de jaren dat Europa aan de voeten lag van wonderkind Mozart en vernieuwer Beethoven, dat Mendelssohn de woeste zee rondom de Schotse Hebriden in noten liet weerklinken, was IJsland muzikaal nog onontgonnen gebied. De bewoners waren onwetend van Vivaldi, Bach en Händel: middeleeuwse gezangen voerden de boventoon rondom de vulkaan Hekla. Van het verschijnsel orkest hadden ze nog nooit gehoord. Het eerste instrumentale ensemble ontstond pas in 1921. Koning Christian de Tiende van Denemarken – én IJsland – kwam op bezoek en twintig musici speelden voor hem. De groep en de dirigent richtten in datzelfde jaar het Reykjavik Orkest op. Niettemin zou het nog tot 1950 duren, voordat het professionele IJslands Symfonie Orkest het levenslicht zou zien. De muzikale ontwikkelingen op het eiland zijn dus nog jong. Alle stijlen en meesterwerken kwamen in één lawine. De nieuwsgierigheid was groot en al dat nieuwe werd onbevangen tegemoet getreden. Het smolt samen met het sterke eigen culturele bewustzijn. IJslandse muziek is herkenbaar of dat nu de jazz is van Mezzoforte, de pop van Björk of de soundtracks van Jóhann Jóhannson. Hun noten weerspiegelen op een of andere manier de eenzaamheid van het weidse landschap. De eindeloze oceaan geselt onvermoeibaar de kust; die eeuwige melodie komt in tal van minimalistische varianten terug in de moderne ‘klassieke’ muziek van IJsland. Weemoed lijkt een constante onderstroom.

Pop en klassieke muziek vermengen zich op IJsland

lka orphee johannssonWat de klassieke musicus op IJsland kenmerkt, is dat hij behalve Beethoven ook vaak in de lokale popbands heeft gespeeld of dat nog steeds doet. Menig beroemde popster volgde een klassieke leerschool aan het conservatorium, dat het eiland sinds de jaren dertig kent. ‘Neem nou Kartjan Ólafsson’, schreef de Britse journalist Guy Dammann vorig jaar in The Guardian. ‘Hij is niet alleen de artistiek leider van het festival Dark Music Days voor eigentijdse klassieke muziek, maar eveneens musicoloog en experimenteel componist, die zich bezig houdt met het toepassen van kunstmatige intelligentie in muziek. Toch treedt hij nog elke week op met een heavy metal band.’
Het onderscheid tussen genres vervaagt op IJsland, zoals het landschap kan verdwijnen in de nevels. Goede voorbeelden daarvan zijn Jóhann Jóhannson en Ólafur Arnalds. De eerste verdiende vorig jaar een Golden Globe en een Oscar-nominatie voor zijn soundtrack bij de bioscoophit The Theory of Everything, het verhaal over de geniale Britse natuurwetenschapper Stephen Hawking. Arnalds chopin project arnalds kleinvergaarde roem op de poppodia als drummer in hardcorepunk en heavy metal. Maar kennelijk enigszins murw gebeukt, wendt hij zich de laatste jaren tot de muziek die hij hoorde bij zijn grootmoeder: de poëzie van Frédéric Chopin. Beiden componeren volgens eenzelfde principe: ze mengen elektronische klanken met klassieke strijkers en piano. De cd Orphée van Jóhannson en het Chopin-album van Arnalds waren daar mooie toonbeelden van. Orphée kwam tot stand in Berlijn, maar bevatte muzikale herinneringen aan IJsland. Het Chopin-album werkte andersom: de muziek van de Poolse pianist werd door Alice Sara Ott gespeeld op oude piano’s in Reykjavik en door Arnalds verrijkt met de ‘ruis’ van het eiland.

banner orphee live

Een fascinerende muzikale landkaart

lka arnalds island songsEn dan is er nu het album Island Songs van Arnalds. Het lijkt alsof hij IJsland er een eigen stem mee wil geven, en zich tot muziek laat inspireren door enerzijds het landschap en anderzijds de mensen die het bevolken. Zelf houdt hij het op het laatste. Een paar jaar geleden, op tournee in Utrecht, haalde hij zijn schouders op bij de vraag of zijn muziek nou wel of niet IJslands is. Hij deed voorkomen alsof de associatie met het lege en verlaten landschap vooral huisde in de oren en het hoofd van de luisteraar. ‘Al kan ik niet ontkennen dat ik daar vandaan kom, en er ook altijd weer naar terug kan verlangen’, voegde hij eraan toe. Zijn Island Songs is een eerbetoon aan die wortels. Zeven weken lang, elke maandag, nam hij deze zomer een compositie op in het IJslands landschap, met de musici die op die vaak schaars bevolkte plekken woonden. Met een organiste in het witte kerkje van Flateyri dat niet meer dan zo’n tweehonderd inwoners telt. Met een lokaal kerkkoor in de houten Kerk van de Matrozen, bij een desolaat strand in Selvogur. Met een oud-hoornist uit het IJslands Symfonie Orkest in de boerengemeenschap Mosfellsdalur, onder de rook van Reykjavik. En met Nanna Bryndís Hilmarsdóttir, zangeres van de popband Of Monsters and Men, in de vuurtoren van Garour waar zij als kind opgroeide en in zichzelf zong lopend naar en van school. Zeven reizen, zeven plekken, zeven inspiratiebronnen voor de typisch dromerige Arnalds-muziek. Een tocht over het eiland die hopelijk nog niet ten einde is, want de muzikale landkaart die de componist tekent is fascinerend.


Focus Soundscapes VKLees en luister ook