Muziek en Roken

© Svetl

Roken en klassieke muziek. Het is niet de meest voor de hand liggende combinatie. Zeker tegenwoordig niet meer. Toch werd er tot voor kort aardig wat afgerookt en zijn er nog steeds dirigenten zoals Paul van Nevel, die hun rookwaar slechts loslaten als ze echt het podium op moeten. Ook in liederen werd het roken van sigaretten, sigaren of pijp geregeld verheerlijkt. Zelfs Johann Sebastian Bach liet zich nota bene in een lieflijk Notenbüchlein voor zijn vrouw Anna Magdalena vrolijk gaan.

Sooft ich meine Tabakspfeife,
Mit gutem Knaster angefüllt,
Zur Lust und Zeitvertreib ergreife,
So gibt sie mir ein Trauerbild –
Und füget diese Lehre bei,
Dass ich derselben ähnlich sei.

Zo luidt het eerste couplet van Erbauliche Gedanken eines Tabakrauchers, de aria die terechtkwam in het Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach van Johann Sebastian Bach. Een vrolijke aria over het genot van het roken van een pijp en de diepzinnige mijmeringen die daar mee gepaard gaan. Hoewel de tekst vaak ten onrechte aan Bach zelf toegeschreven wordt en de aria als BWV 515a is opgenomen in de catalogus van Bachs werken, veronderstellen velen dat de melodie afkomstig is van een van Bachs zonen en dat Bach slechts de harmonisatie voor zijn rekening nam. Het feit dat deze aria in het verder onschuldige familieboekje opgenomen werd, zegt genoeg over de status van het roken als huiselijk ritueel.

Genotsmiddelen

Hoewel de biografieën er weinig over reppen, was Bach niet vies van de destijds steeds populairder wordende genotsmiddelen zoals tabak, sterke drank en koffie – zijn Kaffeekantate BWV 211 kwam echt niet zomaar uit de lucht vallen. De Russische componist Arthur Lourié, die in de jaren twintig in vrijwillige ballingschap in Parijs furore maakte, bracht met zijn For Pipe Smokers uit 1924 met als ondertitel Cappriccio sur un thème de J.S. Bach een ode aan de pijprokende Bach door juist diens aria Sooft ich meine Tobackspfeife als uitgangspunt te nemen voor deze vijftien minuten durende cantate voor stem en piano. Het werk bleef destijds helaas onopgemerkt en ging pas in 1992 postuum in première in een orkestratie voor tenor en orkest bij de Deutsche Kammerphilharmonie in Keulen, maar is wel een van de weinige vieringen van Bach de levensgenieter. Dat Lourié ook zelf niet vies was van een rokertje, blijkt daarnaast uit zijn schets voor piano (of orkest) en dansers uit 1917, waarin hij zelfs een bekend Cubaans sigarenmerk in de titel verwerkte, Upmann – a Smoking Sketch.

Smachten naar een sigaret

Vooral de Fransen waren in de eerste decennia van de twintigste eeuw erg gecharmeerd van de sigaret en de sigaar. De kettingrokende Igor Stravinsky werd tenminste mede vanwege zijn rookgewoonte omarmd door de Fransen. Zowel Debussy als Ravel hielden van een sigaret, Arthur Honneger was een fervent pjiproker en Francis Poulenc maakte in Hôtel, het tweede lied van zijn Banalités op teksten van Guillaume Apollinaire, het smachten naar een sigaret hoorbaar in zijn muziek. Dit lied werd een paar jaar geleden nog heerlijk opgenomen door het Engelse vocale ensemble I Fagiolini, dat het werk een plek gaf op het verder ook zeer genotzuchtige album Amuse-bouche.

Ode aan de sigaar

Dat de Fransen van hun tabak genoten was al in de veertiende eeuw bekend. De Franse componist Solage (ca.1340 – ca.1400) eerde een Parijse sociëteit van ‘fumeurs’ uit die tijd met Fumeux fume, een driestemmig rondeaux in de stijl van de Ars Subtilior – een Middeleeuwse muziekstijl die kort en zeer lokaal bestaan heeft rond het pauselijke hof van Avignon en waarin grote compositorische complexiteit bereikt werd. Solage lijkt in dit bescheiden meesterwerkje niet echt een fan van de ‘would-be bohemièns’ uit die periode. Hij speelt een verwarrend spel met alle klankvarianten van de woorden fumeurs en fume en gaat in zijn toontaal zover, dat het werk bijna atonaal lijkt en de kringelende rook bijna zichtbaar wordt in de klank.
Fumeux fume par fumée is een van de weinige tegenwoordig nog uitgevoerde werken van Solage. Ook de immer sigaren rokende dirigent Paul van Nevel gaf deze veertiende eeuwse rondeaux een plek op de ode aan de sigaar die hij met zijn Huelgas Ensemble opnam. The art of the Cigar is misschien wel de meest complete verzameling liederen uit heden en verleden over de geneugten van de sigaar, al zal Van Nevel nimmer het woord roken in de mond nemen. ‘Roken is vulgair en alleen van toepassing op sigaretten’, aldus Van Nevel. ‘Een sigaar moet je proeven’.

Sigarenafficionado

De flamboyante Vlaming heeft daarin medestanders. Zo was Luciano Pavarotti een groot liefhebber van de betere Cubaanse sigaar, net als pianist Arthur Rubinstein en pianist/dirigent Daniel Barenboim, die dankzij Rubinstein al jong leerde genieten van de exotische rookwaar. De sigaar schept immers een band. Dat bleek ook toen Rubinstein tijdens een tour door Brazilië Carlos Ginley, de eigenaar van het destijds beroemde Copacabana Hotel, bewoog om de jonge Braziliaanse componist Heitor Villa-Lobos een beurs te geven om te studeren in Parijs. Villa-Lobos deelde met Rubinstein de liefde voor de sigaar en kreeg inderdaad een beurs. Toen de componist in 1923 vertrok, liet hij wel even weten niet naar Frankrijk te gaan om te leren, maar ‘om te laten horen wat ik kan.’ Het leverde hem onder andere een goede relatie op met de sigarenafficionado en gitaarpionier Andres Segovia. Wat weer leidde tot een opmerkelijk vooruitstrevend gitaarrepertoire vol Braziliaanse volksmuziekinvloeden.

Dodelijk

Dat het roken van sigaretten en vooral sigaren ook minder goede effecten op het muziekleven kan hebben weten we sinds september 1945. Anton Webern, de beste en meest compromisloze leerling van Arnold Schönberg was net verhuisd naar het bevrijde Salzburg. De Oostenrijkse stad stond onder controle van het Amerikaanse leger en er heerste een avondlijk verbod op het ontsteken van licht en vuur. De nietsvermoedende Webern wilde zijn kleinkinderen niet lastig vallen met zijn sigarenliefhebberij en stak op het balkon van zijn woning zo’n bescheiden lekkernij op. De vlakbij gestationeerde Amerikaanse legerkok Raymond Nordwood Bell reageerde direct, loste een schot en raakte de rokende componist dodelijk. Zo werd zijn Kantate no. 2 op. 31 zijn laatste werk.

Rookgordijnen

Door het voortschrijdende wetenschappelijk onderzoek is het roken van tabak in welke vorm dan ook inmiddels not done. Zeker niet in de klassieke wereld. Dat bleek toen de West Australia Opera Company in 2014 na een sponsorovereenkomst met het door de provinciale overheid aangetrokken gezondheids-promotieagentschap Healthway de in seizoen 2015-2016 geplande opera Carmen van Bizet van het repertoire afhaalde. De reden: er wordt volgens het libretto nogal wat afgerookt in het eerste bedrijf en dat paste niet bij de gezondheidsboodschap die het operagezelschap uit wilde dragen. Nu speelt de opera inderdaad rond een sigarettenfabriek waar ook Carmen werkt en zingt zij haar beroemde habanera volgens het libretto officieel rokend en wel, maar geen regisseur die zich daar tegenwoordig nog aan houdt. L’amour est un oiseau rebelle is goed uitgevoerd van zichzelf al gloeiend heet en trekt bovendien als het om de liefde gaat aardig wat rookgordijnen op.


Lees en luister ook