Top 10 Muziek voor hoorn

Barry Tuckwell © Decca

Ooit was de hoorn, de natuurhoorn, niet meer dan een signaalinstrument. Geschikt voor de jacht en andere masculiene zaken. Toch waren er in de barokke periode al virtuoze bespelers die componisten als Telemann en Vivaldi inspireerden. Inmiddels is het hoornrepertoire sinds de klassieke tijd bedeeld met vele meesterlijke orkestpartijen. Bovendien schreef bijna elke grote componist wel een of meerdere werken met de hoorn in de hoofdrol. Daarom deze keer een chronologische Top 10 van hoornrepertoire dat ook bij niet-hoornisten een gevoelige snaar zal raken.

Telemann – Concert voor hoorn, basso continuo en strijkers in D

Georg Philipp Telemann was een van de eerste componisten die het potentieel van de hoorn, in zijn geval de corno da caccia, de jachthoorn, op waarde schatte. Hoewel ook Antonio Vivaldi in die tijd een bijdrage leverde met onder andere zijn Concert voor twee hoorns en strijkers in F, springen de concerten van Telemann er uit door zijn effectieve gebruik van de mogelijkheden van het in de aard beperkte instrument. Met zijn Hoornconcert, vijf concerten voor twee hoorns, een concert voor drie hoorns en de Ouverture in F voor twee hoorns, twee hobo’s, strijkers en basso continuo, bedeelde hij de hoorn rijkelijk. Omdat zijn werk nog steeds wat onderschat wordt staat zijn Hoornconcert hier als deel voor het geheel.


Mozart – ‘Lungi da te mio bene’ voor hoorn en sopraan

Wolfgang Amadeus Mozart had dubbel geluk met de hoorn. Ten eerste kon hij beschikken over de in 1754 uitgevonden inventiehoorn die zich door de toegevoegde U-vormige stembuis beter liet stemmen. Ten tweede kon hij rekenen op zijn grote vriend Joseph Leutgeb die een briljant hoornist was. Mozart schreef vier hoornconcerten voor hem die alle tot het standaard repertoire zijn gaan behoren. Ook Haydn schreef zijn Eerste Hoornconcert in D waarschijnlijk voor Leutgeb. Dat hier toch geen concert van Mozart genoemd wordt maar een opera-aria, heeft alles te maken met Mozarts gevoel voor kleur. In Lungi da te mio bene uit de opera Mitridate die Mozart op 14-jarige leeftijd schreef, vormen de hoorn en de sopraan een meesterlijk lyrisch duo.


Beethoven – Hoornsonate

Ook Beethoven had het geluk te kunnen beschikken over een hoornist die boven het maaiveld uitstak. Toen hij in 1800 nog een onbekende grootheid in Wenen was, schreef hij voor Giovanni Punto (1746-1803) zijn hoornsonate. Het werk beleefde zijn première op 18 april 1800 tijdens een galaconcert in Wenen met Beethoven achter de piano met een manuscript voor zich dat nog vele open plekken had. Desondanks werd het werk, mede dankzij het improvisatietalent van Beethoven, goed ontvangen. Hoewel de componist nauwelijks bekend was – ‘Punto kennen we allemaal, maar wie is toch die Beethoven’, schreef een criticus – werd het werk direct uitgegeven. Omdat virtuoze hoornisten zeldzaam waren, bevatte de uitgave ook een arrangement voor cello en piano.


Schumann – Adagio und allegro voor hoorn en piano

Hoewel Robert Schumann vooral de piano een warm hart toedroeg, schreef hij een paar opmerkelijke werken met de hoorn in een glansrol. In 1849 besloot hij dat het tijd werd om zich te bekwamen in het schrijven voor andere instrumenten dan de piano. Hij schreef zijn spectaculaire Konzertstück voor vier hoorns en orkest, waar hij de nieuwe in 1815 ontwikkelde ventielhoorn combineerde met de natuurhoorn, en hij richtte zich ook weer op de kleinere vorm. Om de ventielhoorn in zijn vingers te krijgen componeerde hij het Adagio und Allegro op.70 voor Lewy, de eerste hoornist van het orkest in Dresden. Om de verkoop van de bladmuziek te stimuleren – het bespelen van de hoorn was ook met de ventielen nog steeds een lastige exercitie – arrangeerde de componist het werk zowel voor cello als viool.


Rossini – Prélude, Thème et Variations

Gioachino Rossini schreef tussen 1810 en 1829 zo’n veertig opera’s. Daarna hield hij het genre voor gezien en componeerde hij tot zijn dood in 1868 vooral gelegenheidswerken van allerlei snit. Deze Pèchès de Vieilless (zonden van de oude dag) verschenen uiteindelijk in veertien delen. Op 11 mei 1857 componeerde hij een Prélude, Thème et Variations ‘à l’aimable Vivier, petit souvenir d’amité’. Deze geste aan een bevriende hoornist ligt nog steeds wat verscholen achter het operaoeuvre van de componist, maar is een even geestig als virtuoos werk dat alle kenmerken heeft van een vintage Rossini.


Brahms – Hoorntrio

De vader van Johannes Brahms was een uitstekend hoornist en ook de jonge Brahms leerde de natuurhoorn bespelen. Het bleef zijn hele leven een instrument dat een prominente plaats zou krijgen in zijn symfonieën. En hoewel de ventielhoorn inmiddels gemeengoed was, zweerde de componist bij de natuurhoorn. In zijn Hoorntrio op.40 dat hij in de zomer van 1865 voltooide en ongetwijfeld schreef als een monumentje voor zijn in februari van dat jaar overleden moeder, was hij zeer expliciet in zijn keus voor de natuurhoorn. Deze zou beter mengen met de viool.


Franz Strauss – Nocturne

Net als Brahms had ook Richard Strauss een vader die uitstekend hoorn speelde. Franz Strauss (1822-1905) had er zijn professie van gemaakt en manifesteerde zich ook als componist. Wat dat aangaat viel de appel niet ver van de boom. Zijn twee hoornconcerten schreef Richard dan ook voor zijn vader. Dat hij het goede voorbeeld had, mag blijken uit de sympathieke Nocturne op.7 die vader Strauss in 1904 componeerde. Het lyrische werk in ABA-vorm lijkt geschreven om in een onderwijsbehoefte te voorzien. Maar ondanks het feit dat het niet zo heel moeilijk is, weet Franz Strauss het een enorme charme mee te geven.


Britten – Serenade voor tenor, hoorn en strijkers

De Engelse hoornist Dennis Brain die in het midden van de twintigste eeuw furore maakte, zal wel even hebben opgekeken toen Benjamin Britten in 1943 bij hem aankwam met de Serenade voor tenor, hoorn en strijkers. Brain had om een werk voor hoorn gevraagd, en nu moest hij de spotlight delen met Peter Pears. Hij had het kunnen weten. Britten was bezig met zijn opera Peter Grimes en schreef in die tijd veel vocale werken die als een soort voorstudie dienden. Gelukkig krijgt de hoorn zowel in de proloog als de epiloog alle aandacht en opent en sluit hij het werk met een solo die louter natuurtonen bevat.


Poulenc – Elegie voor hoorn en piano

Door de gemeenschappelijke vriendschap met Benjamin Britten en Peter Pears had Francis Poulenc ook Dennis Brain leren kennen. Ze konden het goed met elkaar vinden en toen Brain in 1957 op 36-jarige leeftijd omkwam bij een auto-ongeluk was Poulenc ontroostbaar. Hij schreef zijn verdriet van zich af in een even korte als opmerkelijke Elegie waarin de hoorn uiteraard de hoofdrol speelt.

 


György Ligeti – Hoorntrio ‘Hommage à Brahms’

Na het voltooien van de opera Le Grand Macabre viel György Ligeti in een zwart componistengat. Om uit de impasse te komen bestudeerde hij polyritmische Afrikaanse drumpatronen, ontdekte het werk van Conlon Nancarrow en ging te rade bij Schumann en vooral Brahms. Dit alles bij elkaar leidde in 1982 tot een muzikaal meesterwerk, het Trio voor hoorn, viool en piano. Hoewel Brahms niet de eerste was en Ligeti zeker niet de enige die ook voor deze combinatie schreef, is en blijft deze bezetting een bijzondere. Ligeti eerde Brahms met verschillende muzikale gebaren, maar vond ondertussen de weg naar een nieuwe fase in zijn componeren. Bovendien groeide het Trio uit tot een waar repertoirestuk voor avontuurlijke hoornisten.


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook