Componist Clara Schumann

Ze was een van de beste pianisten van haar tijd, een zeer gewaardeerd pianodocente, componiste bovendien en vooral de vrouw van… dit klinkt als ‘Superwoman’.

Clara Schumann

13 september 1819 – 20 mei 1896

Zou Clara Wieck geweten hebben waar ze aan begon toen ze op 12 september 1840 tegen de wil van haar vader in het huwelijksbootje stapte met de gemankeerde pianist en vooral componist Robert Schumann? Schumann vond immers dat de rol van huisvrouw de ‘hoogste bestemming’ van de vrouw was. Schumann, labiel en depressief, kon het, net als Gustav Mahler later, maar moeilijk verkroppen een sterke, zelfstandige vrouw naast zich te hebben die ook nog goed was in het metier waar hij zelf in uitblonk: componeren. De liefde zal ongetwijfeld een grote rol hebben gespeeld tussen Clara en Robert, want Clara had kunnen weten waar ze aan begon. Ze kenden elkaar immers al sinds 1828, het moment waarop de tien jaar oudere Robert voor het eerst bij de familie Wieck over de vloer kwam. Vanaf 1830 woonde hij zelfs enige tijd in bij de familie en kreeg hij net als Clara pianoles van vader Friedrich Wieck.

Despoot

Die vader van Clara was een behoorlijke despoot. Hij kneedde zijn dochter naar zijn ideaalbeeld, schreef zelfs eigenhandig in haar dagboek (ja, in de ik-vorm). Hij maakte van haar een begenadigd pianiste die al op jonge leeftijd de harten van het publiek stal met de virtuoze klankboeketten van onder anderen Friedrich Kalkbrenner, Camille Pleyel en Ignaz Moscheles. Vader Wieck beheerde naast het repertoire ook de concertagenda van de jonge Clara: ze was vooral zijn speeltje.
Toen de liefde tussen Robert en Clara in het midden van de jaren dertig van de negentiende eeuw opbloeide en serieuze vormen aannam, deed Friedrich Wieck er alles aan om te voorkomen dat er een andere man in het leven van zijn dochter kwam. Nu leek Robert Schumann huishoudeconomisch inderdaad geen goede partij – pianospelen op het hoogste niveau kon hij niet meer en hij was toen niet bepaald de componist voor wiens partituren de ontwakende burgerij in de rij stond – maar op grond van de vrijere burgermoraal die in de negentiende eeuw ontstond, was ware liefde ontkennen en verbieden behoorlijk wreed. Dat vond het hof in Leipzig uiteindelijk ook. Clara en Robert hadden daar in 1838 een rekest ingediend om te kunnen trouwen zonder de toestemming van Clara’s vader. In 1840 stond het stel niets meer in de weg.

Burgermeisje

In zekere zin was het huwelijk met Robert voor Clara een verrijking. Ze was opgevoed tot een keurig burgermeisje met een muzikale smaak die niet al te diep ging. Robert bracht haar in aanraking met het werk van onder anderen Bach en Beethoven en liet haar uiteraard kennis maken met zijn eigen oeuvre. Hoewel Clara duidelijk veel waardering had voor het werk van Schumann – in 1839 schrijft ze ‘Wat onbeschrijflijk mooi zijn jouw Kinderszenen toch…kon ik je maar kussen!’ – ging zijn wereld haar vaak te ver. In datzelfde jaar schrijft ze: ‘Kun jij ook niet iets briljants, iets toegankelijks componeren, iets dat geen opschriften heeft, maar een grote samenhang, niet te lang, niet te kort? Ik zou zo graag iets van jou willen presenteren dat op het publiek is afgestemd.’

Vrouwenemancipatie

Toch werd Clara Schumann, die zeer geëmancipeerd de rol van kostwinner op zich nam als pianiste en pianodocente, de grootste advocaat van het werk van Schumann. Zozeer dat ze haar eigen compositie-aspiraties meer en meer in de koelkast zette om op dat vlak niet te wedijveren met haar onzekere echtgenoot. En dat terwijl ze zich al zeer jong ontpopte als een talent. Zo zorgde vader Wieck dat haar Quatre polonaises die ze op tienjarige leeftijd schreef als haar opus 1 gepubliceerd werden en op 13-jarige leeftijd begon ze aan een ambitieus pianoconcert dat ze drie jaar later zelf in première bracht in het Gewandhaus in Leipzig. Hoewel het werk niet alleen getuigt van een grote virtuositeit, maar ook daadwerkelijk krachtige muzikale ingevingen heeft, zoals de mooie cellosolo in het langzame deel, maakte de ontvangst duidelijk dat ze als vrouwelijke componist eigenlijk geen recht van spreken had. Een recensent schreef dat een serieuze recensie niet mogelijk was ‘omdat men met het werk van een dame van doen had’, en dirigent Hans von Bülow maakte het nog bonter: ‘Reproductief genie kan men toeschrijven aan het schone geslacht, creatief genie echter met zekerheid niet. Een componiste zal nooit bestaan, enkel een abusievelijk gedrukte kopiiste.’ En bij wijze van laatste oordeel: ‘Ik geloof niet aan de feminiene vorm van het woord schepper. Ik heb overigens een bloedhekel aan alles wat maar enigszins naar vrouwenemancipatie riekt.’

Ontwikkeling

Hoewel Clara Schumann weinig componeerde, maakte ze een sterke ontwikkeling door. Zo bewandelen de Romances op. 11 die ze in 1839 componeerde al een avontuurlijker pad dan haar vroegste werken die ze onder invloed van haar vader schreef. En in het Scherzo nr. 2 uit 1845 is hoorbaar dat het werk van haar echtgenoot een groot deel van haar repertoire bepaalde. Ook de Drie Romances voor viool en piano op. 22 die ze in de laatste jaren van haar leven met Robert voor Joseph Joachim schreef, haar Pianotrio op. 17 en haar Zes Liederen op. 13 op teksten van onder anderen Heinrich Heine en Friedrich Rückert, getuigen van grote compositorische kracht. Dat vond Robert Schumann uiteindelijk ook. Met enige spijt schreef hij in zijn dagboek: ‘Clara heeft een aantal kleinere stukken geschreven, zo breekbaar en rijk aan muzikale inventiviteit als het haar vroeger niet lukte. Maar het hebben van kinderen en een fantast als man gaat niet samen met componeren. Het ontbreekt haar aan aanhoudende oefening. Dat raakt me vaak omdat op deze manier zo menige mooie ingeving verloren gaat die ze niet kan verwezenlijken.’

Superwoman

Tot de dood van Robert Schumann in 1856 schreef ze desondanks een redelijk oeuvre bijeen van voornamelijk pianowerken en liederen. Hoewel ze na het heengaan van haar echtgenoot de vrijheid had om zich meer en meer op het componeren te storten, zweeg ze. Deed haar verdriet haar creatieve bron opdrogen – ‘Mijn gemoedstoestand is vreselijk treurig’, schreef ze in 1858 aan Joachim. ‘Het is vaak zo erg dat mijn wilskracht er niets tegen kan uitrichten. Ja, ik geef dan wel concerten, maar met welke kwellingen?’ – of was het toch het oordeel van haar tijdgenoten dat een vrouw niet behoorde te componeren dat haar de moed deed opgeven?
Clara Schumann werd bij leven als pianiste en componiste hogelijk gewaardeerd door grootheden als haar goede vriend Johannes Brahms, Joseph Joachim en (uiteindelijk) ook Robert Schumann. Om haar werk vandaag de dag op waarde te schatten moet het veel uitgevoerd en opgenomen worden. Wat dat aangaat is het album van Isata Kanneh-Mason ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van Clara een goed begin: ‘Haar kracht gedurende haar lange leven imponeerde, inspireerde en intrigeerde mij hogelijk’, zegt de jonge Britse pianiste in het cd-boekje. ‘Haar muziek doet mij denken aan Chopin en Mendelssohn, maar tegelijkertijd heeft ze een sterke eigen stem die klinkt als die van niemand anders.’ Misschien is de term ‘superwoman’ zo gek nog niet.


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook