Snapshot Klassiek Point of no return

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op vrijdagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Point of no return

Vanaf begin dit jaar was ik een tijd uit de running. Ik speelde al twee jaar met nekklachten. Ik had eindeloos manuele therapie, ik veranderde mijn houding en techniek (eigen schuld dikke bult, dacht ik) en vervolgens liep ik de deur plat bij de chiropractor. Maar de pijn bleef. Ook als ik een paar dagen niks deed.

Na het laatste kerstconcert van 2019 was ik het zat. The point of no return. Binnen een paar dagen lag ik onder de MRI en weer een paar dagen later was het zonneklaar. Nekhernia. Een lichte, maar toch. De arts stelde me gerust: ‘Mevrouw, het valt wel mee. Met uw beroep en op deze leeftijd is het niet zo raar.’

Dacht ik kerngezond, sterker nog, onsterfelijk te zijn en altijd zo door te kunnen gaan. En dan hoor je ‘op deze leeftijd’. Hij heeft een punt, die arts. Ik speel 48 jaar viool. Uren per dag eentonige bewegingen in een rare houding. De fysieke belasting is groot. Het is een bizar gegeven dat we worden geacht ons kunstje te doen tot ons 67e op het hoogste niveau. Jongere musici zelfs voorbij de zeventig. Dansers stoppen er gemiddeld rond hun 35e mee en scholen zich om, sporters nog eerder. Oké, aan onze hamstrings zal het niet liggen. Maar armen, schouders en aanverwante lichaamsdelen zijn bijna standaard overbelast. Om over de fijnmotoriek maar te zwijgen. Hoeveel je ook studeert, er zit een houdbaarheidsdatum aan.

Gezond eten, drank laten staan en sporten helpt natuurlijk, maar tegen artrose in je vingers of slijtage aan tussenwervelschijven doe je weinig. Geldt ook voor longemfyseem of dystonie van de mondspieren. Natuurlijk zijn er musici bij wie alles perfect blijft werken. Maar ze zijn in de minderheid.

Musici rekken hun eigen grenzen continu op, en de overheid doet hetzelfde.
Vroeger kon je eerder met de vut, en veel mensen maakten daar gebruik van. Maar de tijden zijn veranderd. Eerder eruit zit er niet meer in. De overheid verwacht dat je werkzaam blijft naar kracht en bekwaamheid, om het zo maar te zeggen. En dat kan ook buiten de muziek.

Iedere musicus zou een plan B moeten hebben. Op tijd nadenken over een andere passie en daar voorbereidingen voor treffen. Dan ben je ook het rouwproces voor. Want een nieuwe carrière beginnen op latere leeftijd is geen sinecure als je kei- en keihard hebt gewerkt om dat hoge niveau te bereiken. En als je er altijd vanuit bent gegaan dat je tot je dood blijft spelen.

Duurzame inzetbaarheid is de trend. De werkgever heeft de verplichting om mee te denken en te helpen. Je ziet, meer dan vroeger, mensen overschakelen. Soms naar een andere functie binnen het orkest, maar er zijn er ook die iets heel anders gaan doen.

Voor de zzp’er is het nog ingewikkelder. Ze hebben meestal een hoog niveau, want ze moeten zich iedere klus opnieuw bewijzen. Anders worden ze niet meer gevraagd. Dus gaan ze nóg verder over de pijngrens. Maar wat als het niet meer gaat? Een arbeidsongeschiktheidsverzekering of nieuwe studie kost klauwen met geld, en dat is nou precies waar het de gemiddelde zzp’er aan ontbreekt. Een spagaat van heb ik jou daar.

Hoe wrang ook, corona haalde de druk van de ketel. Mijn nekhernia is bijna over. Maar ook dankzij goeie therapie en het vertrouwen van een nuchtere arts die het verdomde om met me mee te janken.

Over janken gesproken, ik ga door tot de laatste snik. Maar als de prijs die ik moet betalen te hoog is en mijn spelkwaliteit achteruit gaat, stop ik. Dan boor ik een nieuwe passie aan.


Lees en luister ook