Snapshot Klassiek Alleen op de wereld

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Phion, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op vrijdagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op NPO Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Alleen op de wereld

Mijn kortetermijngeheugen laat het regelmatig afweten. Ik kan ’s avonds mijn auto ergens parkeren en de volgende ochtend een kwartier lopen zoeken. Kachel ik rustig de halve wijk door, om erachter te komen dat-ie voor de deur staat. Zorgelijk. Maar er schijnt een Find-my-car-app te bestaan, dus ik ben niet de enige.
Ook in mijn langetermijngeheugen zitten grote gaten, maar één gebeurtenis herinner ik me tot in het kleinste detail. Omdat ik ieder moment zo intens heb beleefd dat het beeld voor beeld in mijn brein ligt opgeslagen.

Als puber zat ik in het Euregio Jeugdorkest. Twee keer per jaar speelde ik met leeftijdsgenoten uit Duitsland en België en zaten we met zijn allen een week op een roze wolk. Binnen de kortste keren viel ik als een blok voor een stoere Waalse trompettist. Boom van een vent, prachtige glimlach, en onverstaanbaar. Hij sprak geen Nederlands, en ik geen Frans. Staren en handje vasthouden, dat was het wel zo’n beetje. Bij ieder Euregioproject vlamde de liefde weer op.
Naast hem in het orkest zat zijn beste vriend, een trompettist die vlak bij mij over de grens in België woonde. Uitgerekend híj, Francois, nodigde me uit om een keer een nachtje te komen logeren. Vijftien was ik, en ik zocht er niks achter. Tot mijn stomme verbazing mijn ouders ook niet.

Dus stap ik met mijn logeertas in de boemel naar Visé, waar Francois me staat op te wachten. Hij is op de fiets, en ik mag achterop. Bij hem thuis is het stil. Hij wijst me zijn zusjes kamer, waar ik slaap. Ik neem aan dat ze uit logeren is. Terwijl ik een rondleiding krijg kletsen we in Frans, Nederlands en Duits door elkaar. Als ik vraag waar de rest van zijn familie is, bloost hij. ‘Eh…en vacances.’

Ik vind het een beetje raar, maar vraag niet verder. We installeren ons voor de tv met chips en cola en kijken Miami Vice. Frans nagesynchroniseerd, maar dat mag de pret niet drukken. Dan scheert er licht door de kamer, en een auto rijdt de oprit op.

‘Merde!’ Francois springt op. ‘Mes parents!’
Ze zijn eerder teruggekomen. ‘Vite, Cécile!’ Hij dirigeert me naar de achterdeur, waar ik buiten in het donker wordt geparkeerd. Uren wacht ik, in de motregen, half onder een afdakje.
Opeens, het is al na middernacht, staat-ie naast me. Het is hem gelukt om ongezien mijn logeertas te pakken en hem te smeren zodra zijn ouders slapen. ‘Viens’, fluistert hij. Hij wijst op zijn bagagedrager en we racen het dorp uit.

Een fikse fietstocht later staan we voor een boerderij, waar de boer met een ruk het slaapkamerraam openschuift als Francois hem wakkerbrult. Ze vloeken wat heen en weer en dan lijkt er overeenstemming. ‘D’accord, mais seulement pour une nuit!’ Het raam gaat weer dicht.

In het pikkedonker zoeken we onze weg op het erf. Zo te ruiken lopen we richting een stal. Ik zie ze niet maar hoor ze wel. Schrapende hoeven, rammelende kettingen en een hoop gesnuif. Die beesten moeten gigantisch zijn. Francois trekt me mee naar een ladder. Op de tast ga ik omhoog tot ik op de hooizolder sta. ‘Bonne nuit, à demain’, hoor ik. En weg is Francois.

Daar zit ik, ergens op het Waalse platteland in mijn eentje op een koude hooizolder, zonder licht en zonder deken. Onder mij een stal vol dampende, plassende, poepende en loeiende koeien. Ik ruik nóg de mest en hoor nog de klaterende koeienvlaaien. Ik schijt – net als de dames een etage lager – maar dan in zeven kleuren. Het is koud, het is vochtig, en het stro bovenop me verandert daar niks aan. Ik doe geen oog dicht en krijg visioenen van Rémy, die van ‘Alleen op de wereld’. De uren kruipen voorbij.

Nooit was ik zo blij dat het licht werd. Als Francois eindelijk verschijnt spring ik de ladder af en op de fiets richting station voel ik me als een overlevende van een Himalaya-expeditie.

Thuis gaan de wenkbrauwen omhoog. Op vragen over het stro in mijn haar en de geur die ik uitwasem vertel ik dat Francois op een boerderij woont. En dat het erg bijzonder was.


Lees en luister ook