Snapshot Klassiek Scheurijzer

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op vrijdagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Scheurijzer

Begin jaren tachtig. Ik studeer aan het conservatorium en moet iedere week van Den Haag naar Gerrit van de Klashorst, een fysio voor musici in Wageningen. Met twee treinen en twee bussen. Niks sluit op elkaar aan, overal eindeloos wachten. Na een uurtje behandeling weer terug, zelfde drama. Eén gedachte overheerst: rijles nemen zodra ik geld heb.

Een week voordat ik moet afrijden koop ik een auto. Positief denken heet dat. Ik slaag, ondanks een parkeeractie dwars op de stoep. Daarmee begint een geschiedenis van wrak naar wrak.

Die eerste aanwinst, een diarreebruine Peugeot, aangeschaft voor 500 gulden, begeeft het na een week. Ik sta op de vluchtstrook en het rookt gigantisch. Koppakking kapot. Na reparatie – ook 500 gulden – verkoop ik hem meteen. Althans, vriendin Mariëtte doet het voor me, want ik durf er niet meer in te rijden.

De Saab volgt. Twintig jaar oud, maar poepsjiek. Gekocht bij een Haagse beunhaas, maar dat weet ik dan nog niet. Na drie weken strand ik na een concert met Jaap van Zweden – toen nog violist – wederom op de snelweg. De Saab doet niks meer. Als ik me sta af te vragen welke kant ik op moet voor een praatpaal stopt er een dikke bak voor me op de vluchtstrook. Jaap stapt uit. Hij handelt ook een beetje in auto’s. ‘Ach meid, doet-ie het niet? Kom langs, ik heb nog een Fiatje staan.’

Een Fiatje? Dacht het niet.

Het wordt Citroën. Eerst een paar GSA’s, later BX-en. Een genot om te rijden. Maar kwalitatief een tikkeltje dubieus. Met 120 op de linkerstrook van de A13 richting Rotterdams Philharmonisch vliegt opeens de motorkap omhoog, en vouwt zich om mijn voorruit. Ik constateer een hoop vierkante meters uitzichtbedervend staal. Met een hartverzakking manoeuvreer ik blind naar de vluchtstrook. De man van de ANWB vouwt de kap terug, doet iets met tie wraps en ik kan verder. Te laat en stijf van de stress probeer ik op mijn lawaaiige hakken het podium op te sluipen. Leedvermaak en opgetrokken wenkbrauwen van collega’s maken de misère compleet.

Een poos later parkeer ik in Amsterdam op de Keizersgracht voor een vioolles bij Davina van Wely. Als ik het portier opendoe valt het eruit. Daar sta ik, in de linkerhand een vioolkist, in de rechter een losse autodeur. Wat nu? Ik vraag iemand die langsfietst om een uurtje te wachten met de deur en bied hem een tientje. Na afloop staat-ie er nog, godzijdank. Mijn goede vrienden van de ANWB fiksen het weer.

Delicater was het toen ik op de stoep onder tramhalte Ternoot had geparkeerd, pal voor het conservatorium in Den Haag. Op een gegeven moment klopt iemand op de deur van mijn studeerkamer. Viooldocent Kees Hülsmann vraagt me ‘even mee te lopen naar buiten, er is iets aan de hand’. Voor de ingang staat een groep studenten te grinniken. Ik kijk waar ze naar kijken. Mijn BX is van de handrem geschoten, achteruit de straat op gegleden en overdwars aan de andere kant van de Juliana van Stolberglaan tegen een geparkeerde auto gebotst. Rondom een enorm verkeersinfarct. Ik heb me zelden zo gegeneerd als toen ik, met alle blikken op me gericht, mijn auto van de straat haalde.

Een week later belt Herman Krebbers of ik hem die middag van het station naar het conservatorium kan vervoeren. Mijn grijze BX heeft net een blauwe deur en een beige motorkap van de sloop, en ziet er ook van binnen uit als een rijdende vuilnisbak. Voor grofvuil. Ik heb zelden zo grondig schoongemaakt voor een ritje van vijf minuten.

Dan was er de Golf met kapotte sloten, waarin ik een keer de hele nacht mijn viool liet liggen. Waarin fluitist Peter Verduyn Lunel op de terugweg van een voorstelling in Groningen verrukkelijke toastjes paling smeerde, en het hele zaakje op een hobbelige afrit op de grond pletterde. De Golf is al decennia passé maar de lachstuip en de palinglucht staan me nog helder voor de geest.

Mijn auto is mijn safe haven. Mijn rijdend kantoor. Muziekluisterstudio. Snackcorner. Droomplek. Vergader-, evaluatie- en bijkletslocatie. Ook nu rammelt van alles, er klotst water in het achterportier en er branden lampjes die niet horen te branden. Hoog kerstboomgehalte. Gelukkig hou ik wel van feestverlichting.


 Lees en luister ook