Focus Petrenko naar Berliner

Kirill Petrenko
Kirill Petrenko © Wilfried Hösl

De Berliner Philharmoniker koos deze week de Rus Kirill Petrenko tot nieuwe chef-dirigent. Zijn voorgangers vormen een illustere galerij grote namen. Onder hen zit ook één landgenoot, die tragisch aan zijn einde kwam.

‘Wat moet er van de Berliner worden zonder mij?’

Buiten woedde de oorlog in de straten, toen half april 1945 de Berliner Philharmoniker een concert speelde dat – zo zei architect en nazi-minister Albert Speer – de opmaat zou vormen voor de Duitse nederlaag. De eerste muziek schetste meteen de wanhopige staat van Berlijn: Brünnhildes slotaria, uit Richard Wagners Götterdämmerung, waarin de godenwereld in vlammen vergaat. Een half jaar eerder was het orkest onthoofd, toen Wilhelm Furtwängler op aanraden van diezelfde Speer, naar Zwitserland vluchtte. De oorlog ging verloren, had hij tegen de dirigent gezegd. ‘Maar wat moet er van mijn orkest worden zonder mij?’ vroeg Furtwängler. ‘Ik zal het beschermen’, beloofde Speer.
Hij hield woord. Ruim twee weken na de Duitse overgave, eind mei 1945, konden de inwoners van Berlijn hun orkest weer horen en zien. Het nieuwe tijdperk werd ingeluid met de ouverture uit de Midzomernachtsdroom van Mendelssohn, de joodse componist die meer dan tien jaar verboden geweest was. Voor het orkest stond een in Rusland geboren Duitser, Leo Borchard.

Concertavond eindigt met een fatale kogel

Borchard was na de communistische revolutie naar Berlijn gekomen, begin jaren twintig. Hij maakte carrière totdat de nazi’s hem in 1935 in de ban deden, vanwege zijn ‘politieke onbetrouwbaarheid’. De Rus ging in het verzet, onder de schuilnaam Andrik Krasnov. Vanwege de strijd tegen de nazi’s en zijn Russische achtergrond benoemde de Sovjet-opperbevelhebber hem meteen na de oorlog tot de nieuwe chef van de Berliner.
Slechts drie maanden en 22 concerten duurde zijn artistieke leiderschap. Op een augustusavond bracht zijn Britse chauffeur Borchard na afloop van een optreden naar huis. Berlijn was destijds opgedeeld in vier militaire zones die nog niet duidelijk met grensposten afgebakend waren. Zo gebeurde het die avond dat de chauffeur op de Bundesplatz een stopteken van een Amerikaanse soldaat niet begreep en doorreed. De militairen openden het vuur op de auto. De chauffeur en de geliefde van Borchard raakten gewond, de dirigent zelf stierf. Later schreef deze vriendin, die hij in het verzet leerde kennen, in haar dagboeken over hem. Een van zijn uitspraken bleef haar altijd bij: ‘Het is eenvoudiger om solidair ergens tegen te zijn dan ergens voor.’

Furtwänglers aartsvijand komt op de troon

Na de dood van Borchard liep er in Berlijn maar één man rond die zijn plek kon innemen, een 33-jarige Roemeen, die wiskunde, filosofie en muziektheorie had gestudeerd in Parijs. En winnaar van een dirigentenconcours van de Duitse omroep. In Berlijn haalde deze Sergiu Celibidache in 1944 zijn diploma als dirigent. Hij had nog nauwelijks kansen gekregen, maar na het noodlottige voorval werd de Berliner praktisch in zijn schoot geworpen. Het klikte tussen de Roemeen en het orkest. Officieel was hij niet de nieuwe artistiek leider, maar de vervanger van Furtwängler, die snel na de oorlog werd gedenazificeerd. De Berliner benoemde hem vervolgens in 1952 tot ‘dirigent voor het leven’. Lang kon Furtwängler daar niet van genieten: twee jaar later stierf de enige Berlijner, die ooit voor het orkest zou staan.
Het lag voor de hand dat de baan naar Celibidache zou gaan. Hij had het orkest in leven gehouden, in de jaren dat er overal gebrek aan was. De musici liepen met hem weg, maar het bestuur besliste om ondoorgrondelijke redenen anders. Het spuugde op Furtwänglers graf door diens aartsvijand Herbert von Karajan chef te maken. Zo’n 35 jaar heerste Von Karajan als keizer over de Berliner en over de klassieke wereld. Met vele opnamen drukten dirigent en orkest hun stempel op de muziekindustrie. Er deden talrijke grappen de ronde over zijn macht. Bijvoorbeeld: hoeveel dirigenten heb je nodig om een gloeilamp te verwisselen? Antwoord: tien. Eén om de lamp erin en eruit te draaien, en negen die discussiëren over hoe Von Karajan het gedaan zou hebben.

Abbado maakt einde aan tijdperk dictator-dirigent

In 1989 kwam er een einde aan het tijdperk Von Karajan. Even leek het erop dat er – na Furtwängler – opnieuw een in Berlijn geboren chef zou komen, maar Carlos Kleiber bedankte voor de eer. Die ging vervolgens naar de Italiaan Claudio Abbado. Met de val van de Muur brak een nieuwe periode aan. Een jaar later zouden beide Duitslanden herenigd worden. ‘Ik ben Claudio voor iedereen. Geen titels’, zei de Italiaan bij zijn aantreden. Het was een verschil met de voorgaande jaren. Het orkest speelde ónder Von Karajan, en mét Abbado, die tussen de musici stond. Het was uiteraard wennen. Juist de volgzaamheid van de musici vond Von Karajan karakteristiek. ‘Als ik de Berlijners vraag naar voren te stappen, doen ze dat. Vraag ik het de Weners, dan gehoorzamen ze eveneens, maar vragen daarna: waarom?’
Maar de tijden van de dictator-dirigent liepen ten einde. Met Abbado waaide een nieuwe wind. Ook muzikaal, want hij had meer dan zijn voorganger oog voor eigentijdse componisten. Na dertien jaar dwong zijn gezondheid de Italiaan tot ontslag. Hij moest zware operaties en behandelingen ondergaan tegen maagkanker.

‘Ze vragen niet hoe, maar waarom’

Zijn opvolger, de Brit Simon Rattle, houdt van het orkest, zei hij, ‘omdat ze als kamermusici op het podium gaan zitten. En ze vragen niet “hoe?”, maar “waarom?” Daarom werk ik graag met ze.’ Zo laat hij ze ook spelen: doorzichtig. Hij zorgde ervoor dat de Berliner zichtbaarder werd in de Duitse samenleving en – met een goed educatieprogramma – vooral bij een jonger publiek. Als Rattle over drie jaar vertrekt, laat hij een orkest achter dat voorbereid is op de toekomst.
Vraag wordt wat Petrenko kan toevoegen aan de Berliner. De Rus is nauwelijks mediageniek, zoals Rattle wel was. Hij lijkt vooral een man van de partituur, van de inhoud, met een achtergrond in de opera, maar daar is Berlijn al goed in voorzien, met drie theaters. Zijn naam kwam op vrijwel geen enkele shortlist voor. De benoeming kwam als een complete verrassing. In veel media was te lezen dat Petrenko het orkest ‘al drie keer eerder dirigeerde’. Alsof dat veel is. Voordat Rattle chef werd, stond hij 58 maal als gastdirigent voor de Berliner en Abbado 33 keer. Maar volgens orkestlid Peter Riegelbauer was het met Petrenko liefde op het eerste gezicht.
Is het inderdaad a match made in heaven, zoals de Berliner wil doen geloven, of – zoals veel kenners denken – de keuze van een minnaar die door andere schoonheden is afgewezen? De klassieke wereld tast er nog over in het duister.


cd-vd-week-argerich-abbado-vk_220x220Lees en luister ook