Album van de week Orfeo ed Euridice

Franco Fagioli
© Julian Laidig / Deutsche Grammophon

Dirigente Laurence Equilbey wekt de mythe van Orfeo tot leven in de geest van componist Christoph Willibald Gluck. De Argentijnse countertenor Franco Fagioli is de gedroomde hoofdrolspeler.

‘Ik zal opera ontdoen van de misplaatste ijdelheid van zangers’

gluckIn het voorwoord bij zijn opera Alceste zwoer componist Christoph Willbald Gluck dat hij het genre ‘zou ontdoen van de misplaatste ijdelheid van de zangers, die het grootste en mooiste schouwspel belachelijk en vervelend maken’. Tot zijn komst was de plot ondergeschikt aan vocale acrobatiek. Maar Gluck wilde muzikaal drama maken ‘zonder de handeling te onderbreken door nutteloze en overbodige versieringen’. Hij streefde naar eenvoud en helderheid en de zangers naar virtuositeit. Een gevecht dat de componist uiteindelijk won. Een van de mooiste voorbeelden van Glucks stijl is Orfeo ed Euridice. Hij schreef er twee versies van: een Italiaanse voor Wenen (1762) en een Franse voor Parijs (1774), die hij nog aanvulde met prachtige balletten, want dans was verplicht in Franse operatheaters.

Een paradoxale keuze voor het verhaal van Orpheus

Met het verhaal over de zanger Orpheus uit de Griekse mythologie greep Gluck terug naar de begintijd van het genre rond 1600. Het was met afstand het meest geliefde thema van de vroege operacomponisten. Orpheus is het archetype van de musicus: hij kan zo mooi zingen dat zelfs de natuur hem gehoorzaamt, en de klaagzangen om zijn gestorven geliefde Euridice grijpen de goden zo aan, dat ze hem toestaan haar uit het dodenrijk te halen, op voorwaarde dat hij niet omkijkt op weg naar de bovenwereld. Uiteraard lukt hem dat niet en hij verliest Euridice nogmaals. Hij besluit daarna zich nooit meer met een vrouw te verbinden. Uit woede daarover wordt hij tenslotte door een groep nimfen aan stukken gereten.
De keuze van operacomponisten voor deze mythe was enerzijds logisch, want een eerbetoon aan de kracht van de menselijke stem, maar ook paradoxaal. Tot in de tijd van Gluck moest een opera immers een happy end kennen. En dus dienden de librettisten zich in allerlei bochten te wringen om deze tragedie goed te laten aflopen. In het geval van Gluck betekende het dat de liefdesgod Amor zo bewogen is door Orfeo’s trouw dat hij Euridice voor de tweede maal tot leven wekt en het paar zijn tocht naar de bovenwereld laat voortzetten.

Niet alleen Euridice staat op uit de dood, ook Glucks muziek

Dirigente Laurence Equilbey maakte twee cd’s met de oorspronkelijke versie van Glucks Orfeo en voegde er nog een derde aan toe met de hoogtepunten uit de Weense en de Parijse manuscripten. Zij kreeg vooral bekendheid met haar koor Accentus, dat al zo’n kwart eeuw opvalt door prachtige opnamen, van bijvoorbeeld het Requiem van Gabriel Fauré, Dvoráks Stabat Mater en Rossini’s Petite Messe Solennelle. Het zijn altijd goed gedocumenteerde uitvoeringen waar diep over is nagedacht. Maar ze beroeren niet alleen het verstand, maar ook het hart. Emotionele kracht staat bovenaan: die visie deelt Equilbey alvast met de oude Gluck.
De dirigente koos voor haar opname het Insula Orchestra, dat ze drie jaar geleden zelf in Parijs oprichtte. Het ensemble speelt op authentieke instrumenten, de strijkers met darmsnaren. De hoofdrol in de originele Orfeo ed Euridice schreef Gluck voor de Italiaan Gaetano Guadagni, een castraat wiens stem dichter bij een mezzo lag dan bij een sopraan. Equilbey strikte de gedroomde kandidaat als de gekwelde mythische zanger: countertenor Franco Fagioli. Als je je een geluid moet voorstellen bij het uitgestorven ras van castraten, dan lijkt de Argentijn het ideaal het dichtst te benaderen. Hij zingt zijn Orfeo met alle hartstocht en tragiek die je mag verwachten, ondersteund door de krachtige theatrale inbreng van Accentus, en de wendbare musici van Insula Orchestra. Resultaat is dat niet alleen Euridice opstaat uit de dood, maar ook Glucks muziek.


spotlights-fagioli-vk_220x220Lees en luister ook