Album van de week Zwiegespräche

Ze zijn de twee hedendaagse grootmeesters van de miniatuur, van die ene noot die meer zegt dan (soms) een complete symfonie. Toch moest het duren tot György Kurtág de negentig gepasseerd was en Heinz Holliger de tachtig aanstipte voordat beiden elkaar vonden in een gezamenlijk project. Nu het met Zwiegespräche zover is, weten de heren zowel qua spel als qua compositie de luisteraar de adem te benemen.

‘Ik ben geen hoboïst, dirigent of componist, ik ben een muzikant. Dat is alles’, zegt de Zwitser Heinz Holliger in een filmpje opgenomen ter promotie van het album Zwiegespräche. ‘Maar dit omvat alles. Zelfs dichtkunst, schilderkunst, filosofie, wat je maar wilt.’
Hij zegt het met zijn kenmerkende glimlachende bescheidenheid, maar er zit een grote kern van waarheid in. Holliger is een soort te laat geboren renaissanceman, een Homo Universalis die toevallig het meest op de voorgrond treedt als hoboïst en componist.
Voor de Hongaar György Kurtág geldt in wezen hetzelfde. Hij manifesteert zich voornamelijk als componist en ook als pianist – net als Holliger vaak als uitvoerder van zijn eigen werk – maar zijn geest en zijn muziek omvatten veel meer dan louter muziek en de muziekgeschiedenis.

Het kleine gebaar

Ze hebben veel gemeen, de twee in de goede zin kinderlijk lachende en plezier hebbende bejaarden. ‘Onze stijl van componeren is in wezen hetzelfde’, zei Kurtág al na de opnamen voor het album. En dat is niet zo gek. Hoewel Kurtág in Boedapest zat en Holliger in Bern, studeerden beiden bij de Hongaars-Zwitserse componist Sandor Veress. Ze ontwikkelden zich onder zijn leiding tot componisten die steeds verder in detail traden, die de inflectie van elke noot belangrijk vonden en die uiteindelijk steeds meer het kleine gebaar, de miniatuur opzochten. Bovendien gebruiken ze beiden de complete muziekhistorie als referentiekader, klinkt hun muziek zowel vertrouwd en bekend als onthutsend nieuw en modern, schrijven ze vaak hommages aan vrienden (dood of levend) en zijn ze geïnteresseerd in dezelfde dichters en schrijvers.

Poëzie

Eigenlijk is het een wonder dat Holliger en Kurtág elkaar nu pas – op initiatief van het label ECM – zo hecht ontmoeten dat er een gezamenlijk album uit voortkomt. Dat album is inderdaad een dialoog. Niet alleen tussen Kurtág en Holliger, maar ook tussen de componisten en de musici, tussen de musici onderling en tussen de componisten en de Zwitsers-Franse dichter Philippe Jaccottet en de zeventiende eeuwse dichter Angelus Silesius. Zowel Holliger als Kurtág zette het gedicht Die Ros van de laatste dichter op muziek en Holliger is een meesterlijk tweegesprek aangegaan met Jaccottet. De dichter leest zijn gedichten voor en Holliger geeft, met louter een hobo, een contrabasklarinet, een Engelse hoorn of een combinatie instrumentaal commentaar. Poëzie wordt tot klank, klank tot poëzie.

Geheim

En zo valt eigenlijk heel Zwiegespräche samen te vatten. De werken van Kurtág zoals …Ein Brief aus den ferne an Ursula, …für Heinz… en Hommage á Elliott Carter verschillen enigszins in tongval van Holligers Airs, zijn Sonate voor hobo solo en zijn Berceuse pour M, maar niet in aard. Met medewerking van Holliger zelf die als een jonge hond hobo, Engelse hoorn en piano speelt, Mari-Lise Schüpbach (Engelse hoorn en hobo), sopraan Sarah Wegener, bas- en contrabasklarinettist Ernesto Molinari en Philippe Jaccottet die met zijn gruizige stem zijn eigen gedichten voorleest is Zwiegespräche een plaat geworden die niet alleen Holliger en Kurtág dichter bij elkaar brengt maar die ook goed is voor ruim een uur luistergenot. En vooral voor verwondering over het feit dat twee bejaarde heren zulke levendige, jeugdige, in zekere zin direct aansprekende en uitermate boeiende muziek voort kunnen brengen. En dat maakt Zwiegespräche vooral tot een document dat ergens een geheim bevat dat moet leiden tot een elixer voor het eeuwige leven.


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook