Sterk verhaal FBI zoekt viooldief

Wat hebben een schilderij van Vincent van Gogh, een eeuwenoud standbeeld uit Mesopotamië en een Stradivarius-viool met elkaar gemeen? Ze staan alledrie op de lijst Top 10 Kunstroven van de FBI. Het zijn enkele van de meest gezochte kunstwerken ter wereld en bij de meeste van deze gestolen meesterwerken tast de veiligheidsdienst nog steeds in het duister. Zo ook in het geval van de Stradivariusviool: door wie dit peperdure instrument werd gestolen en waar het nu is, blijft tot op de dag van vandaag een raadsel.

Gestolen: Stradivarius t.w.v. 3 miljoen dollar

Het is oktober 1995. De 91-jarige Joodse violiste Erica Morini komt na een leven vol concerten over de hele wereld in het ziekenhuis terecht in haar woonplaats New York. Na een tijdje gaat haar peetdochter en naamgenote Erica Bradford langs bij Morini’s appartement aan Fifth Avenue om het klaar te maken voor Morini’s terugkeer. Als Bradford weer buiten staat, is ze radeloos: Morini’s beroemde Stradivarius, een instrument uit 1727, ligt niet meer in haar vioolkist op de slaapkamer. Ook schilderijen, bladmuziek, brieven, foto’s en andere spullen zijn verdwenen. Morini’s vader had de viool in 1924 in Parijs voor $10.000 voor zijn dochter gekocht, die toen vanuit Oostenrijk als een wervelwind de wereldwijde podia bestormde. Inmiddels was het instrument meer dan 3 miljoen dollar waard. En dat terwijl Morini de viool slechts voor $800.000 had verzekerd.

Bitter einde

‘Niets in Erica’s leven betekende meer voor haar dan de viool,’ wist Bradford te vertellen. Ze kon het daarom niet over haar hart verkrijgen om haar peetmoeder te vertellen over de diefstal van haar geliefde instrument, waarmee ze decennialang haar publiek had weten te betoveren. Nog in dezelfde maand keerde Morini terug naar huis. Maar enkele dagen later overleed ze, zonder te weten dat haar geliefde viool was verdwenen. Het zijn gebeurtenissen die nu lezen als een bitter einde van een glansrijk muziekleven. Maar Morini stierf met de vredige gedachte dat haar viool goed terecht zou komen: in haar testament had ze laten optekenen dat de viool na haar dood verkocht moest worden. De opbrengst zou verdeeld worden over drie joodse goede doelen. 

‘De meest betoverende violiste van de eeuw’

Vier maanden na haar overlijden werd Erica Morini in het tijdschrift The Strad beschreven als de ‘meest betoverende violiste’ van de twintigste eeuw. Zoals vele muzieklegendes begon ze haar carrière als kindster, in Oostenrijk. Haar vader, eigenaar van een muziekschool, spreidde het talent van zijn dochter graag tentoon en zo trad Morini zelfs eens op voor de Oostenrijkse keizer Frans Josef I. Op haar zevende werd Morini als eerste vrouwelijke – en jongste – leerling toegelaten tot het Weense conservatorium. In haar tienerjaren werd ze bedolven onder de complimenten van pers, publiek en collega’s. Arthur Nikisch, de ‘aartsvader’ van het moderne dirigeren en destijds dirigent van het Leipziger Gewandhausorchester de Berliner Philharmoniker, zei over de dertienjarige Morini: ‘Dit is geen wonderkind. Dit is een wonder, en een kind.’

Van Wenen naar New York

Een sensationeel debuut in New York in 1921 – Morini was toen 17 – was voor Morini het startsein voor een lange verbintenis met de stad. Later zou ze naar die stad verhuizen om het antisemitisme in Duitsland en Oostenrijk te ontvluchten. In 1943 werden Morini en haar man, de Italiaanse zakenman en kunsthandelaar Felice Siracusano, Amerikaans staatsburger. Vanuit New York bleef Morini de wereld rond reizen, zelfs in het verre Australië vond ze haar publiek. Tijdens haar glorieuze carrière werkte ze samen met de grootste dirigenten van haar tijd, zoals Nikisch, Furtwängler, Koussevitzky, Beecham en Stravinsky. Harold C. Schonberg, muziekrecensent van The New York Times, beschreef haar als ‘waarschijnlijk de grootste vrouwelijke violiste die ooit heeft geleefd.’ Maar dat idee beviel Morini zelf niet. ‘Een violist is een violist,’ zei ze, ‘en ik moet als zodanig worden beoordeeld – niet als een vrouwelijke muzikant.’

De kunst van Erica Morini

Morini had een voorliefde voor de muziek van Pierre Rode, Henri Vieuxtemps en Henryk Wieniawski, maar haar grootste wapenfeiten waren haar uitvoeringen van Mozarts vioolconcert in A groot, Bruchs vioolconcert in g klein, en de vioolconcerten van Mendelssohn, Brahms, Tsjaikovski en Glazunov. In de jaren vijftig en zestig maakte Morini tal van bijzondere opnames voor de labels Decca, Westminster en Deutsche Grammophon, waaronder bijna al bovengenoemde vioolconcerten. Tot op de dag van vandaag blijft de misdaad van Morini’s gestolen Stradivarius onopgelost. Maar de kracht van haar vertolkingen zijn voor muziekliefhebbers voor eeuwig bewaard: alle opnames van Morini zijn nu bij elkaar gebracht in een verzamelbox van dertien cd’s.


Lees en luister ook