Top 10 Wonderkinderen

schilderij van de jonge mozart

In 2015 vieren we de 250ste verjaardag van de aankomst van het negenjarige wonderkind Mozart in Den Haag. Begin september 1765 streek het Oostenrijkse gezin neer in de hofstad tijdens hun grote Europese rondreis. De klassieke muziek wemelt van de wonderkinderen. Tien van hen op een rij.

‘Het wonder dat God geboren liet worden in Salzburg’

‘En op de zevende dag verscheen de mens’, schreef de Oostenrijker Franz Grillparzer zijn eigen versie van het scheppingsverhaal. ‘Het was Mozart.’ De componist was, zoals een biograaf schreef, ‘door de natuur als musicus geschapen, zoals zij ook nachtegalen schept’. Mozarts vader Leopold sprak over ‘het wonder dat God geboren liet worden in Salzburg.’
Ongetwijfeld is Mozart het grootste wonderkind uit de klassieke muziek. En dat wilden zijn ouders weten ook, vandaar dat het gezin begon aan een drie jaar durende Europese rondreis met de twee muzikale kinderen, de zevenjarige Wolfgang en zijn bijna vijf jaar oudere zus Nannerl. De tocht ging door Duitsland, Frankrijk, Vlaanderen, Engeland en Nederland – langs koninklijke hoven, adellijke families, maar ook kroegen van twijfelachtig allooi. ‘In Londen’, noteert Mozart-biograaf Wolfgang Hildesheimer, ‘moesten de dertienjarige Nannerl en de negenjarige Wolfgang in maart 1765 iedere dag van twaalf tot drie uur quatremains spelen in de Hickford’s Great Room aan de Brewerstreet; als een speeldoos waar je een muntje in gooit. Op aankondigingen trok vader Leopold steevast een jaar van de leeftijd van zijn kinderen af, de sensatie moest nog een handje geholpen worden. De teksten ademen de sfeer van circusaffiches.’
Op 11 september 1765, precies 250 jaar geleden, arriveerden de Mozarts in Den Haag. Mede door ziekte van beide kinderen bleef het gezin uiteindelijk ruim een half jaar in Nederland.


‘Mozart was babygebrabbel, hier spreekt een volwassene’

Op zijn twaalfde ging bankierszoon Felix Mendelssohn logeren bij de beroemde dichter Johann Wolfgang von Goethe. De nu oude schrijver had dezelfde leeftijd, toen hij de zevenjarige Mozart hoorde spelen. Maar Mendelssohn sloeg alles, vond hij. ‘Mozart was babygebrabbel. Hier spreekt een volwassene.’ De gezinnen van Mozart en Mendelssohn leken wel wat op elkaar. Ook Felix had een iets oudere zus, Fanny, die bulkte van het muzikale talent. Helaas voor hen werden vrouwen in die tijd niet geacht te componeren. Mendelssohn zette zijn talent niet alleen in om te componeren, maar ook om oude en inmiddels vergeten muziek opnieuw voor het voetlicht te brengen, met Bachs Matthäus-Passion als bekendste voorbeeld. Hij stierf net als Mozart voor zijn veertigste. Uiteindelijk streefde hij zijn voorganger niet voorbij. Of zoals Mendelssohns leermeester Carl Friedrich Zelter het formuleerde: ‘Velen beginnen als Mozart, maar niemand heeft hem voorbij kunnen streven.’


Een uitgehongerde vioolvirtuoos

Bij niet alle wonderkinderen ging het van harte. Niccolo Paganini – een ziekelijke volksjongen uit Genua – werd door zijn vader met harde hand opgevoed tot vioolvirtuoos. De zoon beweerde zelfs dat hij als kind werd uitgehongerd als hij niet genoeg studeerde. Het was een arm gezin. Zijn vader was een niet erg succesvolle handelaar in de haven. En toen de Britten in Paganini’s kindertijd de toevoer van schepen blokkeerden, verdiende hij zijn geld als bespeler en verkoper van mandolines. Iedere vioolleraar die de jonge Niccolo lesgaf, moest al spoedig erkennen dat hij dit kind niets meer kon leren. Het kind wilde met zijn spel het publiek verbazen. En dat deed hij. Paganini groeide uit tot een fenomeen. Hij baande nieuwe muzikale paden voor de viool. Voor velen was hij een mysterie, zozeer zelfs dat men het gerucht verspreidde dat het niet anders kon dan dat deze musicus een verbond gesloten had met de duivel. Hij had een hypnotische invloed. Of zoals de violist het zelf zei: ‘Ik ben niet knap, maar wanneer ik viool speel, kruipen de vrouwen voor me.’


Hoe Paganini Franz Liszt weer achter de piano kreeg

Zonder Paganini hadden we misschien nooit van Franz Liszt gehoord. Zij vader was rentmeester van het vorstengeslacht Esterhazy, en bevriend met Joseph Haydn die tientallen jaren als huiscomponist in het paleis werkte. Al jong bleek Liszt aanleg voor muziek te hebben, en een groep van Hongaarse rijken zamelde geld in om het kind eerst in Wenen en later in Parijs te laten studeren. Maar op zijn vijftiende stierf zijn vader. Die gebeurtenis ondermijnt de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het wonderkind. Hij geeft te kennen liever priester te worden dan pianist. Een ongelukkige liefde draagt aan dat idee bij, maar zijn moeder slaagt erin hem weer aan het musiceren te krijgen. Toch trekt het vooruitzicht van een virtuozenloopbaan hem niet. Maar dan hoort hij op zijn negentiende Paganini spelen in Parijs. Plotseling heeft hij een doel in het leven. De duivelskunsten die Paganini vertoont op de viool wil Liszt evenaren op de piano. Hij levert zichzelf met hart en ziel uit aan het instrument, en groeit in de jaren erna uit tot de meest bejubelde pianovirtuoos van zijn tijd.


Geboren op dezelfde dag als Mozart

De Bask Juan Crisóstomo Arriaga kwam ter wereld op de vijftigste geboortedag van Mozart. Een duidelijker voorteken bestond er niet. Hij kreeg de eerste muzieklessen van zijn vader, een koopman die in zijn jeugd het orgel had bespeeld. Als elfjarige violist werd hij primarius van een strijkkwartet dat in de salons van de rijke families in Bilbao optrad. Twee jaar later schreef hij zijn eerste opera, die met veel succes in zijn thuisstad werd uitgevoerd. Hij vertrok naar Parijs om te studeren aan het conservatorium. Daar kreeg hij onder meer les van de beroemde pedagoog en muziekhistoricus François Joseph Fétis. Die schreef dat Arriaga ‘door de natuur begiftigd was met twee vaardigheden die je zelden in één persoon verenigd ziet: scheppingsdrang en veelzijdigheid om te gaan met alle problemen die de wetenschap op zijn pad bracht’. Maar het kind zou een kind blijven. Tien dagen voor zijn twintigste verjaardag stierf hij aan een combinatie van tuberculose en overwerk. Hij had toen nog maar 23 composities geschreven, maar wel van hoge kwaliteit.


‘Een uit de hemel gevallen musicus’

Erich Wolfgang Korngold was de zoon van een van de meest gevreesde muziekjournalisten van Wenen. En vader had een plan. Niet voor niets gaf hij zijn zoon Wolfgang als voornaam. Dit kind moest de nieuwe Mozart worden. En dat leek te lukken. Mahler noemde het kind een muzikaal genie. Anderen spraken van ‘een uit de hemel gevallen musicus’. Toen Korngold begin twintig de opera Die tote Stadt componeerde, vochten de theaters om de eerste uitvoering. Uiteindelijk ging het werk tegelijkertijd in Hamburg en Keulen in première. Maar zijn loopbaan nam een andere wending door de politieke gebeurtenissen in Europa. Halverwege de jaren dertig van de vorige eeuw kreeg hij in Hollywood de opdracht om filmmuziek te schrijven. De opkomst van de nazi’s maakte terugkeer van de Joodse Korngold onverstandig. En dus bleef hij in de Verenigde Staten, waar hij uitgroeide tot een van de belangrijkste filmcomponisten uit de geschiedenis. ‘Muziek is muziek’, vond Korngold, ‘of je het nu schrijft voor het podium, de concertzaal of de bioscoop.’


‘Zoon Strauss mag blij zijn dat hij zijn vader niet in het orkest heeft’

Richard Strauss was de zoon van een hoornist in de hofkapel van München. Zijn vader Franz leefde in muzikale zin in het verleden. Hij haatte de modernist Richard Wagner – noemde hem zelfs Mefisto – en aanbad componisten als Haydn, Mozart en Beethoven. De laatste van dat drietal was al een kwart eeuw dood toen zoon Richard geboren werd. Omdat hij getrouwd was met de dochter van een rijk bierbrouwersgeslacht kon vader Franz zich in het orkest vrijelijk uitspreken over zijn voorkeuren. De dirigent Hans Richter zei eens: ‘Zoon Strauss mag blij zijn dat hij zijn vader niet in het orkest heeft.’
Als kind werd Richard dus grootgebracht op een streng dieet van Weense klassieken. Hij schreef zelf zijn eerste muziek als zesjarige. En in de schoolbanken van het Lyceum componeerde Strauss al zijn Vioolconcert. Als tiener toont hij zich in zijn brieven een bewonderaar van Mozart. ‘De rijkdom van zijn ideeën en harmonieën, in alles wat hij schrijft’, verbaast Strauss zich. Maar hij onderscheidt zich ook als een gewone leerling op het Lyceum. ‘Hij let goed op in de klas’, schrijft een van zijn leraren. ‘Niets ontsnapt aan zijn aandacht. Toch kan hij geen moment stil zitten, zijn bank is een marteling voor hem.’ Uiteindelijk maakt Strauss zich los van de klassieke wereld van zijn vader en slaat een geheel eigen weg in.


‘Ik zocht altijd naar een originele en persoonlijke muziektaal’

‘Muziek was er altijd in huis’, schreef Sergei Prokofjev in zijn autobiografie. ‘Een paar deuren van mijn slaapkamer hoorde ik mijn moeder meestal de pianosonates van Beethoven spelen.’ Rond zijn vierde zorgde de kleine Sergei ervoor dat hij kon aanschuiven als er overdag gestudeerd werd. Zijn moeder bracht hem langzaam de beginselen van de muziek bij. En als hij iets moois hoorde, zei het kleine ventje: ‘Ik hou van deze melodie. Die wil ik hebben.’ Al snel begon Prokofjev te improviseren en zijn eigen stukken te verzinnen. Op zijn dertiende vertrok hij van het landgoed en werd toegelaten op het conservatorium in Sint-Petersburg. Er zou altijd iets dwars in zijn muziek zitten, als het kind dat wil laten zien dat het ook anders kan. ‘Mijn grootste kracht – sommigen vinden het mijn zwakte – was een levenslange zoektocht naar een originele en persoonlijke muziektaal.’ In die zin leek hij wel wat op de jongen uit zijn beroemdste werk Peter en de Wolf.


‘Het meest opmerkelijke wonderkind uit de geschiedenis’

Al voordat hij drie jaar oud was, ontdekte moeder Françoise-Clémence Saint-Saëns dat haar zoon een absoluut gehoor had. Zijn inwonende tante leerde hem toen al deuntjes spelen op de piano. Een paar jaar later was hij al een virtuoos op het instrument, maar zijn moeder wachtte tot zijn tiende voordat ze hem zijn debuut als concertpianist liet maken. ‘De meeste mensen beseffen niet dat Saint-Saëns het meest opmerkelijke wonderkind uit de muziekgeschiedenis is’, schreef muziekkenner Harold C. Schonberg. ‘Inclusief Mozart.’
Hij was niet alleen een muzikaal talent, maar blonk ook uit in tal van andere studies, waaronder Franse literatuur, oude talen, wiskunde en astronomie. Toen hij op zijn dertiende naar het Parijse conservatorium ging, werd Saint-Saëns aangemoedigd om voor het orgel te kiezen. De gangbare mening was dat daar een betere boterham mee te verdienen was dan met de piano. ‘Volgens Franz Liszt was Saint-Saëns de beste organist ter wereld.’ Zijn leerling Gabriel Fauré zei over Saint-Saëns: ‘Dichterbij het voorbrengen van een eigen Mozart is Frankrijk nooit meer geweest.’


Liszt en Chopin zien een concurrent opduiken

‘Als deze kleine vent gaat touren, kunnen wij wel inpakken’, zei Franz Liszt over de jonge tiener Carl Filtsch. Als 11-jarige kwam de jonge Transsylvanische domineeszoon in 1841 naar Parijs, omdat hij zijn zinnen zette op lessen van pianist en componist Frédéric Chopin, die zelden leerlingen aannam. Maar voor de jonge Carl maakte hij een uitzonderling. ‘Hij speelt mijn muziek even goed als ikzelf, zonder dat ik hem er iets over geleerd heb’, verwonderde Chopin zich. Hij gaf Filtsch niet alleen een enkele les, maar deed dat zelfs drie dagen per week. Vanaf zijn dertiende begon de jongen aan zijn concertreizen door Europa. Parijs, Londen en Wenen lagen aan zijn voeten. Hij componeerde zijn eerste werken. En het leek voorbestemd dat hij op hetzelfde voetstuk zou klimmen als Liszt en Chopin. Maar het noodlot dacht er anders over. Vlak voor zijn vijftiende verjaardag stierf Carl Filtsch aan tuberculose in Venetië. Hij kon zijn grote belofte niet inlossen.


nikola-vk-1_220x220
Lees en luister ook