Snapshot Klassiek Kwibus

© iStock

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op vrijdagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Kwibus

Als het Nederlands elftal speelt zitten er een paar miljoen scheidsrechters voor de buis. Iedereen weet het beter. De bondscoach moet er ook aan geloven. Koeman, Blind, Van Marwijk, iedereen, inclusief de spelers zelf, heeft een mening over ze. En die is zelden gelijk. Oké, Rinus Michels in ’88 uitgezonderd.

De link naar een orkest is snel gelegd. De enkele keer dat alle orkestleden positief zijn over een dirigent, dan gebeurt er iets. Ieder orkest heeft een eigen klank en stijl, en zo’n dirigent tilt dat naar een hoger niveau. Het orkest krijgt vleugels omdat hij vertrouwen geeft en energie. Charisma doet veel. Een dirigent kan zelfs zo inspireren dat hij het orkest anders dan anders laat klinken.

Maar orkestleden zijn het zelden eens. De ene collega kan de man – of vrouw – op de bok adoreren, terwijl een ander zich afvraagt hoe hij daar in vredesnaam is terechtgekomen. Iemand vroeg me of je gemotiveerd kunt spelen als je de dirigent een kwibus vindt. Daar heb ik geen simpel antwoord op. Het verschilt per type musicus. Of, misschien beter, per type mens.

Laat ik beginnen bij de overgrote meerderheid. De professional. Die er het zijne van denkt, maar er toch voor gaat. Omdat de muziek, omdat het vak, omdat zijn arbeidsethos erom vraagt. Omdat hij dienstbaar wil blijven aan het collectief en de zaak niet wil vernachelen. Die kwibus daar, ja, dat baalt hij van. Maar volgende week staat er weer een ander. Niet lullen maar poetsen.

Dan heb je de musicus die in discussie gaat. Die respect heeft, maar wel het randje opzoekt. Die de maestro duidelijk wil maken dat het anders kan. Nee, dat het anders moet. Hij blijft hopen dat de dirigent zijn visie bijstelt. Dat-ie een ander tempo neemt of meer ademt. Desondanks blijft hij respectvol en geeft hij het beste van zichzelf.

Blijft over de dwarsligger. Die gaat er met gestrekt been in. Speelt expres sneller, harder, langzamer of zachter. Heeft op alles commentaar. En deelt dat niet bepaald op fluistertoon met collega’s. Omdat het toch ri-di-cuul is wat die man wil. En wat een een vre-se-lij-ke slagtechniek. Níks is goed. De dwarsligger demotiveert moedwillig, een crime voor collega’s om hem heen. Er zijn er godzijdank niet veel van.

Zoals in het coronadrama het geneuzel van superkwibus minister Wiebes alle musici verbindt, komt dat ook voor in een orkest. Een dirigent die helemaal níemand ziet zitten. Lichte anarchie zie je dan. Meestal zetten we die anarchie positief om: schouders eronder, we doen het samen. Dan lopen we met een smile van het podium omdat we de klus met plezier hebben geklaard.


Lees en luister ook