Componist Sofia Goebaidoelina

Portretfoto Sofia Goebaidulina
Foto: Deutsche Grammophon © Peter Hundert

Sofia Goebaidoelina drong pas echt tot de Nederlandse podia door toen ze zich in 1992, na de val van de Sovjet-Unie vestigde in Duitsland. Sindsdien is ze uitgegroeid tot een bijzonder fenomeen. Tot een componiste die de logica van de menselijke geest moeiteloos vermengt met de hoogste vorm van muzikale spiritualiteit. Op 24 oktober 2021 wordt ze 90 jaar. Ter ere van haar verjaardag verschijnt een album met drie niet eerder opgenomen werken. Een ‘dialoog met het Goddelijke’, heten de werken in het bijbehorende boekje. En daar is niets teveel mee gezegd.

Het goddelijke

Niet alleen sinds ze zich bekeerde tot het Russisch Orthodoxe geloof, ook daarvoor al is voor Sofia Goebaidoelina de connectie met het goddelijke een van de belangrijkste thema’s in haar werk. ‘Ik ben ervan overtuigd dat haast alle kunst religieus is, omdat kunst en religie hetzelfde doel hebben: de verbinding tot stand brengen tussen het ik en iets volkomens’, zei ze al eens. Goebaidoelina legt die verbinding met bijzondere klanken en ongebruikelijke instrumentcombinaties. Zo brengt ze in In Erwartung bijvoorbeeld percussie, de bayan (de Russische versie van de accordeon) en een saxofoonkwartet bijeen.

Hemels

Schrik overigens niet van thema’s als het ‘goddelijke’ en ‘religie’ in haar werk. Goebaidoelina verstaat de kunst om grootse thema’s om te zetten in een geheel eigen klankwereld die even nieuw en uniek als navolgbaar is. Ze grijpt je als luisteraar bij de strot in werken als het vioolconcert Offertorium (1980), de ‘symfonie’ stimmen…verstummen… (1986), het schitterende Jetzt immer Schnee voor kamerensemble en koor (1993) en grotere werken als de Johannes Passion, in 2000 geschreven ter gelegenheid van de tweehonderdvijftigste sterfdag van Johann Sebastian Bach. Haar muziek laat je niet meer los en sleept je mee in werken die even vanzelfsprekend als, inderdaad, hemels klinken.

Muziek was haar manier om te ontvluchten aan de sociaal-politieke sfeer van de Sovjet-Unie die haar doorlopend parten speelde. Muziek stond en staat bij haar voor menselijke transcendentie en mystiek spiritualisme, voor het verlangen van de mens om zijn of haar ware wezen te vinden. Zij vangt dit in abstracte associaties die soms niet meteen voor iedereen duidelijk zijn, maar die in haar werk wel het gevoel van schoonheid en mystiek oproepen. En precies dat is telkens weer haar kracht.

Berisping

Sofia Goebaidoelina kwam op 24 oktober 1931 ter wereld bij een arm gezin in het Tataarse Tsjistopol. Ze kon louter ontsnappen aan het door de wetten van de Sovjet-Unie getekende leven in haar (verboden) religieuze gevoelens die zich al op jonge leeftijd manifesteerden, en in de muziek. Op de muziekschool ontdekte ze dat ze haar eigen wereld en gedachten uit kon drukken door zelf muziek te scheppen. Met steun van haar docent, die ze in een Britse documentaire uit 1990 haar tweede vader noemde, bewandelde ze de weg naar het conservatorium van Kazan en later het conservatorium van Moskou waar ze piano en compositie studeerde.

Ze had van meet af aan problemen met de autoriteiten, omdat ze zich niet wenste te conformeren aan de gangbare stijl van het socialistisch realisme. Het leverde haar bij haar eindexamen al een berisping op van diverse docenten. Slechts Dmitri Sjostakovitsj moedigde haar, na een evaluatie van haar eindexamen, aan om op de ‘verkeerde’ weg verder te gaan. ‘In turbulente tijden hebben zijn woorden mij altijd op de been gehouden’, zei Goebaidoelina later.

Doorbraak

En turbulente tijden waren het. Haar werk werd in de Sovjet-Unie niet uitgevoerd en ze hield zichzelf in leven met het schrijven van muziek voor (teken)films zoals het Russische Jungle Book, en het Atreja Ensemble, waarmee ze zeldzame Russische, Tataarse, Kaukasische en Oost-Aziatische traditionele muziek uitvoerde. Slechts dankzij bevriende musici als Gidon Kremer en Mstislav Rostropovitsj drong haar werk in de late jaren tachtig langzaam tot het Westen door.

Haar doorbraak in landen als Nederland en Duitsland viel samen met haar verhuizing naar het Duitse Appen in 1992, kort na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. ‘Ik was al zestig, maar voor mij was dat het geluk’, zei ze in een interview bij haar tachtigste verjaardag. ‘Ik heb twintig jaar in de stilte van een dorp gekregen. De natuur is de enige plek waar ik werkelijk leef.’

Kluizenaar

Daar in de stilte leidt ze haast als een kluizenaar haar eigen leven en drukt ze haar wereld uit in muziek. Zo zette ze zich na de dood van haar dochter in 2004 aan het schrijven van een drieluik met The deceitful face of hope and despair (2005), Die Leier des Orpheus (2006) en Das gastmal während der Pest (2006) om de pijn van het verlies een klank te geven. En zo zijn veel van haar werken een ‘privédialoog met het goddelijke’ zoals ze het zelf noemt. Haar laatste grote werk, het oratorium Über Liebe und Hass uit 2018, droeg ze zelfs op aan God.

Ook de uit dat oratorium voortvloeiende kleinere werken die op het onlangs verschenen album van violist Vadim Repin en het Gewandhausorchester Leipzig onder leiding van Andris Nelsons hun opname-première beleven, getuigen van die dialoog. Haar voor Repin geschreven derde vioolconcert (na Offertorium voor Gidon Kremer en In Tempus Praesens (2007) voor Anne-Sophie Mutter) verwijst zelfs in de titel Dialog: Ich und Du naar haar samenspraak met het goddelijke.

Dagboek

En misschien maakt dat de muziek van Sofia Goebaidoelina wel elke keer tot zo’n bijzondere luisterervaring. We zijn als luisteraar voor even getuige van een interne dialoog, van een dagboek waarin de auteur haar intiemste gedachten, liefdes, twijfels, angsten en pijn heeft opgetekend. En dat komt binnen, want geloof, hoop, liefde, wanhoop, pijn en bevrijding blijven nu eenmaal universele thema’s in ieder mensenleven.


Lees en luister ook