Componist Anton Bruckner

Een bijzondere visionair die Wagners klankidioom ving in symfonieën met een religieuze inslag.
Anton Bruckner
4 september 1824, Ansfelden – 11 oktober 1896, Wenen
Anton Bruckner was een bijzondere man. Zijn muzikale stijl werd zwaar beïnvloed door de muziek van Richard Wagner, die hij bijna obsessief verafgoodde. Zo is de donkere, duistere sfeer van Wagners Tristan und Isolde duidelijk terug te horen in Bruckners gebruik van harmonieën. Maar ook de kerkmuziek van Bach, Haydn, Mozart en Palestrina was van invloed op zijn stijl. Bruckners symfonieën worden daarom ook wel eens beschreven als ‘kathedralen van geluid’, religieuze composities gevuld met devote klanken.


Vol goede moed begon hij het jaar daarop aan zijn Eerste Symfonie. Maar zoals vaker in Bruckners carrière, leidde zijn voorafgaande succes tot een mentale breakdown. Zijn obsessieve trekjes, die normaliter in toom te houden waren, werden nu wel heel dwangmatig. Zo probeerde hij in 1866 wanhopig alle blaadjes van een boom te tellen. Ook de lovertjes op de jurk van zijn zus moesten geloven aan een inventarisatie. Een jaar na deze inzinking begon Bruckner echter aan zijn Mis in F-klein – het schrijven van muziek bracht hem weer enige rust. Het ging zelfs zo goed dat hij het jaar daarna gevraagd werd om te gaan lesgeven aan het Weense conservatorium.
In Wenen vond Bruckner helaas niet veel medestanders. Dirigent Johann Herbeck had sympathie voor zijn ideeën, maar de rest van de stad was onverschillig of zelfs agressief richting Bruckner. Zijn toewijding aan het modernisme van Wagner maakte hem niet geliefd bij de conservatieve muziekpers. Er ontstond zelfs een ruzie met de befaamde criticus Eduard Hanslick, die meer zag in Brahms als de toekomst van de muziek. De catastrofale première van Bruckners Derde Symfonie leidde dan ook tot wrede recensies. Bruckners muziek verdween vijf jaar uit de Weense concertzalen.
Bruckner wordt vaak beschreven als onzeker. Er doen zelfs verhalen de ronde waarin de componist nederig de kritieken van zijn collega’s en zelfs leerlingen onderging. Ondanks deze vernederingen bleef hij trouw aan zijn symfonische roeping. En met goed gevolg – naarmate de tijd verstreek begon men Bruckners muziek langzamerhand meer te waarderen. Vooral dirigent Hans Richter werd er een voorvechter van. In 1884 leek met de première van Bruckners Zevende Symfonie in het progressieve Leipzig het tij te keren. Latere uitvoeringen van zijn Te Deum en Achtste Symfonie bleken zelfs enkele critici over te halen – Bruckner kreeg volgelingen in Wenen! Aangemoedigd door het succes begon hij aan zijn meest ambitieuze project: de Negende Symfonie, opgedragen aan ‘onze lieve Heer’. Het massieve orkest zou eindigen met een heuse lofzang. Maar wederom begon Bruckners psychische gezondheid hem parten te spelen. Zijn bijzondere, maar obsessieve trekjes doken opnieuw op.
Dit keer betrof de obsessie zijn muziek – de vele, kleine revisies aan zijn vroegere composities deden zijn vrienden eerder denken aan waanzin, dan aan wat Bruckner zelf beschreef als ‘religieuze toewijding’. Toen Bruckner in 1896 stierf, waren slechts drie van de vier delen van zijn Negende Symfonie klaar. Hoewel de finale grotendeels af was, ontbrak de cruciale lofzang. Volgens sommige musicologen was Bruckner tot vlak voor zijn dood bezig met deze hymne, maar werd het werk gestolen door souvenirjagers. Heeft deze hymne bestaan? Hoewel we nog steeds in het duister tasten zijn de bestaande drie delen gelukkig compleet genoeg om ook zonder het laatste deel ons te ontroeren. Vooral het Adagio laat een verpletterende indruk achter – niet voor niets noemde Bruckner het zijn ‘afscheid van het leven’ (‘Abschied vom Leben’).
Aanbevolen opname
Lees en luister ook
Sterk verhaal De hond van Bruckner
Componist Richard Wagner
Focus Edison voor Bernard Haitink
Top 10 Mooiste symfonieen
Focus Concertgebouworkest
Album van de week Bruckners ideale vertaler









