Album van de week Urgenter dan ooit

© Marco Borggreve / DG

Sinds Andris Nelsons aan het begin van het seizoen 2014-2015 aantrad als chef van het Boston Symphony Orchestra regent het er goud. Vooral de Sjostakovitsj-cyclus die orkest en dirigent gestaag opbouwen krijgt louter lof. De eerste drie albums werden alle bekroond met een Grammy Award en het moet raar lopen wil de jongste loot met de Zesde en Zevende Symfonie niet ook die weg gaan.

Sjostakovitsj-cycli

Zijn oeuvre is spraakmakend, nimmer éénduidig en wordt door de een verguisd en door de ander hogelijk geprezen. Overeenstemming over zijn bijdragen aan de canon van de symfonische kunst lijkt ver weg, maar eens in de zoveel jaar verschijnt er desalniettemin een nieuwe reeks opnamen die een geheel eigen en nieuwe kijk op zijn symfonieën biedt.
In de jaren vijftig, zestig en zeventig volgde Mravinski met zijn Leningrads Filharmonisch Orkest het werk van Sjostakovitsj op de voet, wat leidde tot een unieke reeks opnamen. Bernard Haitink deed het in de late jaren zeventig en tachtig met het toen nog niet koninklijk Concertgebouworkest nog eens onnavolgbaar over en zette met de Sjostakovitsj-cyclus op Decca een absolute standaard die nog steeds kaarsrecht overeind staat. In de jaren negentig en de eerste paar jaar van deze eeuw gaf Mariss Jansons zijn visie op de werken. En nu lijken de opnamen van Andris Nelsons en zijn Boston Symphony Orchestra de Sjostakovitsj-cyclus van deze tijd te worden. Zijn eerdere opnamen van de symfonieën Vier, Vijf, Acht, Negen, Tien en Elf werden zeer lovend besproken en wie ook maar een klein stukje van de huidige opname met de Zesde en Zevende symfonie beluistert denkt meteen in vergelijkbare superlatieven.

Huilen bij Tannhäuser

Andris Nelsons is met zijn veertig jaar naar dirigentenbegrippen nog een jonkie. Toch heeft hij al een cv opgebouwd waar menig dirigent jaloers op zou zijn. Hij dirigeerde grote internationale orkesten en is onder andere een graag geziene gast bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Hij is ook al kind aan huis bij de Bayreuther Festspiele. Niet zo gek als we zijn belangrijkste reden om de muziek in te gaan in ogenschouw nemen. ‘Ik was vijf jaar toen mijn ouders mij meenamen naar Tannhäuser van Wagner. Ik huilde toen Tannhäuser stierf en geloof nog steeds dat dit de belangrijkste gebeurtenis uit mijn jeugd is.’ Inmiddels is Nelsons dus chef-dirigent van het Boston Symphony Orchestra, mag hij zich sinds begin 2018 Kapellmeister van het Gewandhausorchester in Leipzig noemen dat daarmee officieel een opvolger heeft voor Riccardo Chailly, en dirigeert hij op 1 januari 2020 voor het eerst het prestigieuze Nieuwjaarsconcert bij de Wiener Philharmoniker.

Gekte en dubbelzinnigheid

Daar zal hij hooguit bij wijze van heiligschennis de beroemde Second Waltz uit de Suite for Variety Orchestra van Sjostakovitsj kunnen uitvoeren, maar verder is de immer omstreden Rus een belangrijk onderdeel van Nelsons repertoire. Nelsons herkent en erkent de gekte en de dubbelzinnigheid in het werk van zijn landgenoot en laat dat zonder overdrijving, zonder verder commentaar bestaan in zijn vertolking van de symfonieën van Sjostakovitsj.
En dat is de grote kracht van Nelsons en zijn fantastisch spelende Boston Symphony Orchestra. Ook de dubbel-cd met de Zesde en Zevende Symfonie, de Suite from the incidental music to King Lear op. 58a en de Festive Ouverture op. 96 klinkt alsof elke noot ontdaan is van de ballast van meer dan vijftig jaar discussie over de betekenis van de noten. Het is gewoon muziek die zowel knettergek als scherpzinnig cynisch, zowel vrolijk en bloedirritant als schrijnend mooi is. Muziek die staat als een huis.

Balans

In die vreemde Zesde Symfonie, een van de minder gespeelde werken uit het oeuvre van Sjostakovitsj, weet Nelsons als geen ander de balans te bewaren tussen dat topzware langzame eerste deel en die twee veel kortere vluchtige en vrolijke zuchten die er achteraan komen. Sjostakovitsj kondigde de symfonie, die hij in 1939 voltooide, aan als een grootse Lenin-symfonie gebaseerd op een gedicht van Vladimir Mayakovsky. Uiteindelijk bleef daar niet veel van over en kwam de componist met een twintig minuten lang Largo en twee luchtige en veel kortere snellere delen. Het laatste deel, een vrolijke galop met burleske music hallkwaliteiten viel tijdens de première bij het publiek zo in de smaak dat het gebisseerd moest worden. De autoriteiten waren vanwege de onconventionele vorm uiteindelijk minder gecharmeerd, maar onder handen van Nelsons klinkt deze symfonie ‘vol lente, vreugde en jeugd’, aldus de componist, volkomen logisch en vanzelfsprekend.

Mystificaties

Dat geldt in nog sterkere mate voor de Zevende Symfonie, de Leningrad-Symfonie. Dit werk, dat Sjostakovitsj in 1941 voltooide, is misschien wel de meest besproken symfonie uit zijn oeuvre en het werk waarover de meeste mythische verhalen en mystificaties bestaan. Volgens de Sovjetautoriteiten ging deze symfonie, geschreven tijdens het Beleg van Leningrad (wat niet helemaal waar is – Sjostakovitsj was er al voor de invasie van de Duitsers aan begonnen), over het heldhaftige verzet van leger en volk tegen de Duitsers. Volgens Sjostakovitsj gaat de symfonie over ‘het Leningrad dat door Stalin werd verwoest, en waar Hitler slechts de genadeklap uitdeelde’, aldus de componist in de nog immer omstreden Getuigenis geschreven door Solomon Volkov.
Nelsons lijkt zich gelukkig weinig van alle beladenheid, idioterie en historie aan te trekken en volgt louter de noten. Gek genoeg komt hij zo met onder andere die van zichzelf al vreemd opzwepende militaire mars in het eerste deel en de combinatie van pompeuze maten en diepe droefheid in het derde deel dicht bij die ‘gouwe ouwe’ lezing van Bernard Haitink en zijn Concertgebouworkest en laat hij elke noot door de toegenomen speelvaardigheid en de directe opnametechniek urgenter dan ooit klinken. Een nieuwe standaard.


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook