Top 10 Gekke gewoontes van componisten

Mozart componeert op een biljarttafel

Inspiratie komt niet zomaar uit de lucht vallen. Iedereen die ooit een boek heeft willen schrijven, weet dat. Hoe gingen ze daar in de klassieke muziek mee om? Welke routines gaan er schuil achter die talloze symfonieën en opera’s? Deze tien componisten hadden zo hun eigen manieren om de inspiratie op peil te houden en een geval van ‘writer’s block’ tegen te gaan. Tien gekke gewoontes van componisten op een rij.

­­­­Koffie en koud water

Over Ludwig van Beethoven gaan de wildste verhalen rond. Een populaire anekdote vertelt dat hij regelmatig zijn hoofd in een emmer koud water onderdompelde. Het resultaat: een heldere geest, klaar om die beroemde noten op papier te zetten. Hetzelfde ritueel vond plaats voor het slapengaan in een poging om nieuwe muziek te dromen. Na een hopelijk muzikale droom telde hij bij het ontbijt exact zestig koffiebonen uit voor een koffie met de perfecte sterkte. Neem deze verhalen wel met een flinke korrel zout. We danken deze inkijkjes in Beethovens dagelijkse routine namelijk aan zijn leerling en biograaf Anton Schindler, van wie inmiddels bekend is dat hij het met de waarheid niet zo nauw nam.


In bed

Ledigheid is des duivels oorkussen, zegt men. Iemand voor wie dat niet gold, was Gioacchino Rossini. Ondanks zijn luie trekje om in bed te componeren was Rossini een van de meest productieve operacomponisten aller tijden. Een anekdote die in meerdere versies rondgaat, is de volgende: tijdens het componeren van een opera lag Rossini in bed, toen het papier waarop hij schreef op de grond viel. Het lag te ver om op te pakken en Rossini was te lui om uit bed te stappen. Daarom schreef hij liever de muziek helemaal opnieuw op. In een nog sterkere versie van dit verhaal componeerde hij toen een compleet nieuw stuk.


Kattengejank

Met het Wiegenlied van Johannes Brahms vallen wereldwijd duizenden kinderen in slaap. En dat terwijl de componist jarenlang van een nogal lugubere activiteit werd beschuldigd. Zo zou Brahms regelmatig met pijl en boog vanuit het raam van zijn Weense appartement straatkatten schieten. Nadat een kat gespietst was, haalde hij deze als een vis omhoog met een draad die aan de pijl vast zat. Daarna luisterde hij aandachtig naar het gekreun van zijn stervende slachtoffers om dat ten slotte in zijn kamermuziek te verwerken. Volgens de Britse muziekhistoricus Calum MacDonald berust dit verhaal echter op niet meer dan een verzinsel van rivaal Richard Wagner. Kattenliefhebbers kunnen dus met een gerust hart van zijn kamermuziek genieten.


Fervente wandelaar

Zoals vele romantici zocht Pyotr Illitsj Tsjaikovski de inspiratie graag in de natuur. Toen hij een huisje in het groen kocht ten noordwesten van Moskou, maakte wandelen in stilte steevast deel uit van zijn dagschema. Voordat hij ’s ochtends aan zijn schrijftafel ging zitten, maakte hij een wandeling van een uur waarin hij zijn muzikale ideeën overdacht. Waren er gesprekken gevoerd bij het ontbijt? Of wandelde hij samen met iemand? Dan werd er die dag niet meer gecomponeerd, maar vulde hij de uren met minder geïnspireerde zaken zoals partituren corrigeren en brieven schrijven.


Noorse geluksmascottes

Gelukspoppetjes zijn de onzichtbare helpers van talloze historische prestaties. Edvard Grieg had er maar liefst drie: een trol, een varken en een kikker. Dit speelgoedtrio stond Griegs componeersessies bij vanaf zijn bureau in zijn componeerhut en ’s avonds op zijn nachtkastje. Tijdens zijn tournees als concertpianist bleven de trol en het varken thuis in het Noorse Troldhaugen en ging de kikker mee op reis. Voor hem was namelijk een belangrijke rol weggelegd: door er op te wrijven bracht hij Grieg geluk bij zijn optredens.


Duister pianospel

Het is geen verrassing dat Chopin een liefhebber was van het donker. Als componist liet hij immers talloze nocturnes uit zijn pen vloeien. Al sinds zijn jeugd speelde de jonge Frédéric het liefst piano in een zo donker mogelijke kamer. Zelfs de kaarsen werden gedoofd, om de zo gehoopte inspiratie aan te wakkeren. Chopin behield deze gewoonte zijn leven lang. Zelfs als hij optrad voor publiek vroeg hij om de kaarsen te doven. Er zou zelfs een keer een pianoduel in het pikkedonker hebben plaatsgevonden met Franz Liszt.


Rust en regelmaat

Voor Richard Strauss was het componistenbestaan een strikte aangelegenheid. Zijn muziek kwam voort uit een schema van ontbijten, componeren, koffiepauze, componeren, lunchen, componeren, enzovoorts. Stilte gewenst dus. Toch ging het hier niet om een geval van ‘Ssssst! De maestro is aan het werk!’ Kleinzoon Richard verklapt dat zelfs in deze vaste planning ruimte was voor gekdoenerij: “Toen we klein waren, stormden we soms het kantoor van grootvader binnen. Dan trokken we aan zijn jas and riepen ‘Grootvader, kom spelen!’ Zelfs toen hij al 65 was, kwam hij nog steeds naar buiten om te voetballen of sleetje te rijden. Na een kwartiertje zou hij dan proberen te ‘ontsnappen aan de vijand’ om weer terug te keren naar zijn bureau.”


Acrobatische discipline

In Igor Stravinsky vinden we nog een fan van strakke schema’s. Inspiratie of niet, elke dag werd er gecomponeerd. Na wat ochtendgymnastiek volgde een blok van vier uur componeren. Later op de dag verlegde hij de aandacht naar lichtere activiteiten, zoals piano studeren en brieven schrijven. Had hij ondanks deze dagelijkse discipline toch last van ‘writer’s block’? Dan had Stravinsky daar een opmerkelijke, maar naar eigen zeggen effectieve truc voor: een kortdurende handstand zorgde weer voor een rustig en helder hoofd!


Eenzame nachten

Wie er een minder strikt schema op nahield was Mozart. Componeren kon overal, zo ook tijdens het biljarten. Terwijl hij op zijn beurt wachtte, componeerde hij snel de volgende paar maten. Toch waren dat volgens hemzelf niet de momenten waarop hij het meest geïnspireerd was. “Als ik helemaal alleen ben, of in de nacht als ik niet kan slapen, op die momenten stromen mijn ideeën het best en het vaakst,” schreef hij. Dat was ook wel nodig, want door zijn vele concerten, leerlingen, het bezoeken van weldoeners en andere sociale verplichtingen was hij voor het componeren vaak aangewezen op de late avond en nacht.


Altijd op stap

Als muzikale excentriekeling is het geen verrassing dat we ook Erik Satie in dit lijstje terugvinden. In tegenstelling tot de stilteliefhebbers onder zijn collega’s was Satie weinig thuis te vinden. Na zijn verhuizing naar Arcueil, destijds een dorpje buiten Parijs, wandelde hij elke dag naar het centrum van de stad. Tijdens de tien kilometer die hij daarbij aflegde bezocht hij regelmatig de cafés op de route. Na afspraken met vrienden nam hij om een uur ’s nachts de laatste trein terug. Woonde je rond 1900 in Parijs, dan kon je hem in het donker soms zien staan in het schijnsel van een straatlantaarn, terwijl hij zijn muzikale ideeën opschreef in een notitieboekje. Als hij de trein miste, maakte hij noodgedwongen in de vroege uurtjes de hele voetreis terug naar huis, om enkele uren later weer van voren af aan te beginnen.


Lees en luister ook