Snapshot Klassiek De 1000 meter

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo met Marieke Grotenhuis, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Discotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere maandagavond kun je haar column Snapshot Klassiek beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

De 1000 meter

Anderhalf jaar geleden begon ik impulsief met een schrijfcursus aan de Blogakademie. Ik had een half sabbatical en besloot op het laatste moment dat ik niet alleen maar ging zitten Netflixen. Dat heb ik geweten.

Het begon al met de toelatingsprocedure. Er was nog maar een plek en ik moest stante pede stukken inleveren. In een grijs verleden heb ik weleens een blogje voor De Gelderlander geschreven, en eentje op tournee, maar het had weinig om het lijf. Ik besloot die twee stukjes te hérschrijven, en klikte om vijf uur ’s ochtends op send. Met kloppend hart. Alsof ik een auditie moest doen. Toen het verlossende woord kwam – ik was toegelaten ondanks gebrek aan techniek, inzicht, stijl, afijn, gebrek aan alles dus – was ik blij als een kind. Toen wist ik nog niet wat me te wachten stond.

Uren huiswerk per dag. Als ziekelijke perfectionist vond ik niks goed. De docent ook niet. Maar je komt alleen verder als je uit je safety-zone stapt. Dus diep ademhalen en met de billen bloot. Ik wilde het leren, koste wat kost, en kon nergens anders meer aan denken. Iedere vrije minuut zat ik te zweten achter de laptop. Naast een grote portie intrinsieke motivatie, was de crux de dagelijkse online feedback van de docent en de andere cursisten, onder wie schrijvers, coaches en managers. Die feedback was niet mals. En heel direct, patsboem.

In de orkest- en ensemblewereld zijn we dat niet gewend. Je wint een auditie, dan krijg je een proefjaar, en daarna hoor je tot je pensioen eigenlijk weinig meer. Feedback is een discussiepunt in veel orkesten en ensembles: hoe maken we, naast alle veranderingen van de afgelopen jaren, van een symfonieorkest ook in díe zin een modern bedrijf? Want zo direct als we communiceren op ons instrument, zo indirect zijn we als het gaat over feedback. We ondervinden dagelijks hoe zwaar het vak is, en je hebt steun en bevestiging nodig van je collega’s. We zijn lief voor elkaar, maar elkaar op kritische punten aanspreken is eng.

Hoe komt dat? Buiten het feit dat observaties van collega’s als subjectief worden gezien – een mening is geen feit – ervaren veel musici het als te persoonlijk. Het raakt aan wie je bent. Het vak heeft je gevormd – als kind al – het zit in je persoonlijkheid verankerd. Opmerkingen op je spel voelen als commentaar op jou als persoon. En de druk is hoog. Je zit met veel mensen op een klein oppervlak. Iedere noot die je speelt wordt gehoord en beoordeeld door collega’s om je heen, er is geen escape. Iedereen dient continu op topniveau te presteren. Maar wie bepaalt wat topniveau is?

Vroeger was dat voorbehouden aan de dirigent, met name de chefdirigent. Een orkest was een hiërarchische organisatie, waarin hij alles bepaalde wat te maken had met artistieke kwaliteit. Een doorgeschoten machtsverhouding: als de dirigent niks zegt is het goed. Bovendien was een chef er veel vaker dan tegenwoordig. Gelukkig, zou ik willen zeggen, is de tijd van ouderwetse en autoritaire dirigenten voorbij. Orkestdirecties en musici zelf hebben grotere artistieke verantwoordelijkheid gekregen. Maar er zijn nog wat drempeltjes te slechten. Vergeleken met andere bedrijfstakken hebben we een inhaalslag te maken als het gaat over een moderne, en meer horizontale manier van communiceren, in plaats van het ouderwetse top-down model.

Het is nodig, denk ik, en het versterkt de teamspirit. Iedere musicus draagt verantwoordelijkheid, niet alleen voor zichzelf, maar ook als het gaat om de collectieve drive en het stellen van gezamenlijke doelen. Daarbij hoort niet alleen jezelf langs de meetlat leggen, maar dat ook door elkaar durven laten doen. Collegiale verantwoordelijkheid: benoemen wat er goed gaat, en wat er beter zou kunnen. In alle openheid, en zonder angst of gêne.

Hoe doe je dat? Directies spelen hierin een grote rol. Ze kunnen helpen initiatief te nemen en een veilige werkomgeving creëren, waarin iedere individuele musicus zijn behoeftes en onzekerheden op tafel kan leggen. Conservatoria integreren feedback geven en ontvangen tegenwoordig in de opleiding, en voor veel jonge musici is het heel gewoon. Ik ben benieuwd hoe het muzikale communicatielandschap er over een jaar of tien uitziet.

Terug naar de schrijfcursus. Toen die klaar was voelde ik me als Kjeld Nuis in Pyeongchang na de 1000 meter. Een overwinning op mezelf. Ik deed nóg een cursus. En weer gaf het me een kick. Ik solliciteerde – ik scheet zeven kleuren – maar het lukte. En van het een kwam het ander, het balletje ging rollen.

Er is niet veel veranderd. Het is harder werken dan ooit, want ik heb nu twee beroepen. En nog steeds ben ik onzeker, en krijg ik ongezouten commentaar. Incasseren dus, en doorgaan. Maar ik voel me uitgedaagd, en ik groei, als violist én als schrijver.

 


Aanbevolen opnamen

 


Lees en luister ook