Legende Sviatoslav Richter

Sviatoslav Richter
© Siegfried Lauterwasser

Begin met een willekeurige muziekliefhebber over pianisten uit heden en verleden en vroeg of laat valt de naam Sviatoslav Richter. Gevolgd door een eerbiedige stilte. De man met de grote handen en de pretentieloze doch onnavolgbare vertolkingskunst is al sinds 1997 niet meer onder ons, maar zo af en toe duikt er weer iets moois op waar we ons weer lang aan kunnen laven. Zoals The Lost Tapes, een prachtig album met Beethovens sonates nummer 18, 27, 28 en 31, opgenomen in 1965 tijdens de festivals van Tours en Lucerne en niet eerder uitgebracht.

Sviatoslav Richter (1915-1997)

Als iemand met recht een legende genoemd kan worden dan is het wel de Oekraïense pianist Sviatoslav Richter. Al voordat de machthebbers van de toenmalige Sovjet-Unie toestonden dat deze zoon van een Duitse vader en een Russische moeder naar het Westen kon reizen voor concerten, was zijn reputatie hem al vooruitgesneld. Een reputatie die ook gevoed werd door collega-pianisten. Toen Emil Gilels, die eerder dan Richter toestemming kreeg om in het Westen concerten te geven, overal geprezen werd, merkte hij doodleuk op: ‘Wacht maar tot je Sviatoslav Richter hoort.’

Richter werd op 20 maart 1915 geboren in Ziytomyr in Oekraïne, destijds Sovjet-Russisch grondgebied. Zijn vader was pianodocent aan het conservatorium van Odessa en ook zijn moeder speelde uitstekend piano. Richter wilde eigenlijk geen pianist worden. Dirigeren was zijn droom. Wel gaf hij er al jong blijk van dat de pianogenen van zijn ouders aan hem doorgegeven waren. Al op zijn vijftiende was hij repetitor en koorbegeleider aan de opera van Odessa. Op zijn achttiende werd hij er ook assistent-dirigent.

© Josef Koch

Officiële debuut

Richters assistent-dirigentschap in Odessa was ook meteen het hoogtepunt van zijn dirigentencarrière. De piano kreeg de overhand. ‘De piano heeft mij gekozen’, zo verklaarde Richter de stap. Toch was het pas op 22-jarige leeftijd dat hij zich officieel meldde bij het conservatorium van Moskou. Hij studeerde bij Heinrich Neuhaus, die zich ontpopte tot mentor en goede vriend. Pas in 1940 maakte Richter zijn officiële debuut. In de Sovjet-Unie won hij vervolgens zo’n beetje alle prijzen die er te winnen waren en kreeg hij alle onderscheidingen die een musicus maar kan wensen. Hij kon zijn kunsten alleen lange tijd niet over de grenzen laten horen. Zijn Duitse wortels maakte hem op voorhand een mogelijk deserteur waar voorzichtig mee omgesprongen moest worden.

Pas in 1959 kon hij voor het eerst de grens over, naar Finland. In 1960 volgden de Verenigde Staten en Frankrijk. Het leverde hem meteen een absoluut legendarisch debuut in de New Yorkse Carnegie Hall op en een niet aflatende liefde voor Frankrijk. Zo’n dertig jaar lang was hij vaste gast in Tours bij het Fêtes Musicales en Touraine. Enkele van de nieuw verschenen Beethoven-registraties zijn tijdens dat festival opgenomen en bleven daarna decennialang onuitgebracht in de archieven liggen, tot nu.

Kritisch

In de Sovjet-Unie werd Richter al lang op handen gedragen. Niet alleen door het publiek, maar ook door grote componisten zoals Sergei Prokofjev, die Richter min of meer ontdekte. Deze componist droeg zijn Negende en laatste pianosonate aan de pianist op. Ook Dmitri Sjostakovitsj en later Benjamin Britten, die zijn pianoconcert voor Richter schreef, liepen met hem weg. Logisch. Richter was geen pianist die coute que coute zijn eigen stempel op een partituur wilde drukken.

Toch was men buiten de Sovjet-Unie vooral ook kritisch. Misschien ingegeven door het feit dat Richter, doorgaans op last van de Sovjetautoriteiten, concerten geregeld moest afzeggen. Zo zou zijn repertoire te beperkt zijn omdat hij zelden Mozart speelde en ook Skrjabin en Rachmaninov doorgaans links liet liggen, ook al nam hij al in 1959 wel Rachmaninovs Tweede pianoconcert en enkele preludes op. Ondertussen brak Richter wel een lans voor de pianosonates van Haydn.

Grote tovenaar

Een veelgehoord commentaar is ook dat Richter te ascetisch speelde, te weinig persoonlijkheid liet horen. Het was tevens zijn kracht. Voor Richter was de partituur heilig. ‘Natuurlijk, tot op zekere hoogte speel ik voor mezelf, maar meer nog voor de componist,’ zei hij ooit in een spaarzaam interview. ‘Het is onjuist te beweren dat ik me niet van de luisteraar bewust ben, maar ik weet zeker dat ik mijn concentratie zou verliezen bij het realiseren van de bedoelingen van de componist wanneer ik me te duidelijk bewust zou zijn van dat publiek.’

Op die momenten dat hij dicht bij de bedoelingen van de componist kwam, zoals in de Philips-opname van Schuberts laatste sonate, was hij de grote tovenaar. Net als in veel van zijn Debussy– en Prokofjev-registraties. En natuurlijk Bachs Wohltemperierte Klavier waar hij een levenslange fascinatie voor had. Dat hij, om bij Bach te blijven, de Goldbergvariaties links liet liggen, is weer een van de Richter-raadsels. Hij was niet iemand die de ‘complete’ werken speelde. Zo voerde hij nimmer alle Beethovensonates en Beethovenconcerten uit, liet hij veel Chopinpreludes voor wat ze waren en onthield hij ons ook zijn visie op Schuberts voorlaatste sonate. ‘Ik ben tegen het alles spelen, ‘alle’ sonates, ‘alle’ études enzovoort. Een uitzondering vormt Bachs Wohltemperiertes Klavier’, zei hij al eens.

© Gérard Proust

 

Halfduister

Richter was eigenzinnig. Niet voor niets noemde Bruno Monsaingeon de drie uur durende film die hij in 1998 over de pianist maakte L’insoumis: de rebel, de tegendraadse. Ook zijn recitals waren anders. Naarmate hij ouder werd meed hij de grote zalen steeds meer en speelde hij het liefst in kleine zaaltjes en afgelegen provincieplaatsjes. In het halfduister, met niet meer licht dan een enkele schemerlamp of wat kaarsen, voltrok Richter zijn wonderen en dook hij diep in de noten van de componist in kwestie. Als alles op zijn plek viel ontstond er pure magie. Wie getuige is geweest van zo’n moment weet hoe de muziekhemel klinkt.

En Richter zelf? Hij was nooit tevreden, bleef zoeken naar die ene ultieme vertolking. Tijdens een van zijn laatste recitals, bracht hij iedereen die erbij was compleet in vervoering met delen uit Bachs Wohltemperierte Klavier. Aan het slot draaide hij zich naar zijn publiek en verzuchtte: ‘Ik had het bijna.’


The Lost Tapes

Zestig jaar lang hebben deze opnamen, die Deutsche Grammophon in 1965 maakte op de festivals van Tours en Luzern, in de archieven gelegen. Nu zijn ze zorgvuldig gerestaureerd door de Emil Berliner Studios en worden ze voor het eerst uitgebracht. Net als veel andere artiesten vond Richter dat hij vrijer kon spelen en betere uitvoeringen gaf in de concertzaal dan in de studio. Deze tot nu toe onbekende live-opnamen laten de pianist op het hoogtepunt van zijn kunnen horen. Van Cliburns opmerking: ‘Richter heeft het krachtigste pianospel dat ik ooit heb gehoord’ is hier zeker van toepassing. Zijn interpretaties van de sonates van Beethoven zijn opvallend modern en de artistieke vrijheid, technische genialiteit en liefde voor de muziek die in deze opnames tot uiting komen zijn fenomenaal. Een mooie uitgave met een recent interview met Elisabeth Leonskaja, een essay van Jed Distler, redactionele aantekeningen van Markus Kettner en talrijke foto’s, waarvan sommige nog niet eerder zijn gepubliceerd.

> Bestel bij Platenzaak.nl


Lees en luister ook