Snapshot Klassiek Worstenvingers

© iStock

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo met Marieke Grotenhuis, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Discotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere maandagavond kun je haar column Snapshot Klassiek beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Worstenvingers

Het is winter. Dus heb ik kloven in mijn vingers. Altijd op mijn vingertoppen, verdomd onhandig bij mijn linkerhand. Eindeloos geklooi met siliconenpleisters, maar ik kan er gelukkig wel mee spelen. En in iedere tas heb ik handcrème, ik smeer me een ongeluk. Na een vakantie is het eelt op mijn vingertoppen weg, dat doet pijn als je weer begint. Kun je nagaan hoe vioolspelen na een half jaar sabbatical voelde.
Mijn handen zijn ook vaak koud. Dan speur ik een hele concertzaal af naar een wamwaterkraan, of heb ik tot aan de podiumdeur van die warmtepads voor bergbeklimmers in mijn handen. Gedoe.

Het is wat, mijn handen. Ze zijn breed, met korte, dikke vingers. Een collega merkte een keer op: ‘je bent zo slank, maar je hebt handen als kolenschoppen.’ En bedankt. Ja, het is een feit, het zijn werkhanden, een reclame voor Dreft of trouwringen wordt het niet. Maar ik kan er goed mee spelen, en een beetje vlees helpt voor een vette, mooie klank. Anders zouden violisten als Itzhak Perlman of Roby Lakatos met hun worstenvingers ook een probleem hebben gehad. Die worsten hebben ze bepaald geen windeieren gelegd.

Ik krijg weleens de vraag of ik mijn handen verzekerd heb. Maar dat kost een fortuin en ik ben er te nuchter voor. Oké, ik ga niet op volleybal, maar voor de rest doe ik alles. Als kind droogde ik een keer de uienhakker af, en ik deed extra mijn best op de mesjes. Dom, dom, dom. Een diepe jaap. ’s Avonds had ik een concert, en de pleister ging eraf tijdens het spelen. De snee liep precies evenwijdig aan de snaar en het bloed druppelde op de grond. Maar ik speelde stug door. Het publiek vond het sensationeel en ik had nog nooit zo’n groot applaus gehad. Daarna kon ik een paar dagen niet studeren, en mocht ik rolschaatsen en touwtje springen. Dat waren nog eens tijden.

Ongelukjes gebeuren bij mij aan de lopende band. Maar buiten spelen is er niet meer bij, the show must go on. Ik doe te veel tegelijk, en te gehaast. Het gebeurde de laatste jaren meer dan eens dat ik stond te koken, mijn zoon hielp met zijn huiswerk, en tegelijkertijd telefonisch stond te vergaderen. Ging het aardappelmes zo, hup, mijn vinger in. Eén keer was er geen redden meer aan, en moest ik met een theedoek om mijn hand naar de huisarts. Lijm erop, verbandje erom, en door maar weer. Een andere keer lag er opeens een stukje van mijn wijsvingertop op de snijplank. Die wijsvinger is de basis van je vingerzettingsysteem, onmisbaar als je een Brahms symfonie moet spelen. ’s Avonds speelde ik de Eerste Symfonie, inclusief de vioolsolo. Met drie vingers in plaats van vier.



Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook