Top 10 Vlinders in muziek

© borchee / iStock

Insecten spreken tot de verbeelding. Vele componisten putten ook anno nu geregeld inspiratie uit de bewegingen en gewoonten van om het even welk vliegend of springend beestje. Toch lijkt de rijke vlinderpopulatie favoriet. Niet alleen vanwege het dartele voorkomen van een vlinder die van bloem naar bloem zweeft, maar ook vanwege de metaforen die aan de vlinder kleven. Zo krijgen we nog altijd vlinders in de buik bij een plotseling opkomende verliefdheid en zijn nachtvlinders niet alleen een bepaald slag van deze gevleugelden maar ook onverzadigbare feestvierders die het nachtleven graag frequenteren. Daarom is het tijd voor een muzikale vlinder-top 10. Madame Butterfly van Giacomo Puccini komt er niet in voor. Hoewel er ook vele vlindermetaforen op hoofdpersoon Ciocio-san losgelaten kunnen worden, is de titel van de opera gewoon een vertaling van de Japanse naam van de ongelukkige vrouw die maar op de liefde van haar leven blijft wachten. Het is een gevarieerd en kleurrijk lijstje geworden.

Robert Schumann – Papillons op. 2

Schumann gaf met Carnaval zijn visitekaartje af als de componist van korte karakterstukken verenigd in een cyclus. Een van de delen ervan is Papillons. De titel is bedoeld als metafoor voor de vrolijke nachtelijke feestvierder. Eerder, in 1831, had Schumann al een – tegenwoordig helaas nog altijd minder gewaardeerde – cyclus geschreven met de titel Papillons. Ook dit uit twaalf delen bestaande werk bezingt de vlinder als metafoor voor de partytijger. Schumann haalde zijn inspiratie uit het laatste hoofdstuk van de novelle Flegeljahre van Jean Paul (Johann Paul Richter). Daarin strijden twee broers tijdens een gemaskerd bal vol zorgeloze feestvierders om het hart van één en dezelfde vrouw.


Claude Debussy – Les Papillons

Claude Debussy stond nog aan het prille begin van zijn carrière toen hij in 1879 de sopraan Marie-Blanche Vasnier ontmoette. Zij introduceerde de jonge ambitieuze componist bij haar culturele vrienden en als dank schreef Debussy enkele liederen voor haar. Een daarvan is het korte Les Papillons, op een gedicht van Théophile Gautier. Debussy schreef Vasnier dat hij in het lied over een man die droomt een vlinder te zijn zodat hij ‘kan sterven op de half gesloten lippen’ van ‘de bloem van zijn ziel’ de pianopartij vervlinderd (empapillonné) had. Inderdaad is de rechterhand in de piano opvallend ‘fladderig’.


Ernest Chausson – Les Papillons

Debussy was overigens niet helemaal origineel met zijn keuze voor het gedicht van Gautier. Een jaar eerder had Ernest Chausson dezelfde tekst al eens op muziek gezet en gepubliceerd als derde lied van zijn Sept Mélodies op. 2. De kans dat Debussy zijn inspiratie uit de zetting van Chausson haalde is groot. In elk geval wint Chausson in deze. De pianostilte die hij inlast op de woorden ‘fleur de mon âme’ is veel spannender dan die op dezelfde plek bij Debussy.


Edvard Grieg – Schmetterling, Op. 43/1

Edvard Grieg schreef gedurende zijn hele leven Lyrische Stücke voor de piano. Het leverde tien bundels op vol korte impressies van natuurverschijnselen, geesteswerelden en mijmeringen over van alles. In het derde boek, op. 43 (1887), hield Grieg zich naar eigen zeggen vooral bezig met Frühlingslieder. Het lentegevoel is meteen duidelijk in het even korte als lichtvoetige eerste deel Schmetterling. Wie met de ogen gesloten luistert, ziet de vlinder uit de titel elegant van bloem naar bloem fladderen.


Franz Schubert – Der Schmetterling D. 633

Franz Schubert voorzag zestien gedichten van Friedrich von Schlegel van muziek. Een van de meest luchtige liederen die dat opleverde is ongetwijfeld Der Schmetterling uit 1820. Hoewel het werk gelezen en gehoord kan worden als een lofzang op de vlinder en diens zorgeloze leven, is de kans groot dat Schlegel hier de vlinder als metafoor gebruikte voor de man die vrolijk van ‘bloem naar bloem’, van vrouw naar vrouw fladdert.


Frédéric Chopin – Etude nr. 21 in Ges op. 25/9

Van alle bijnamen die de Etudes van Frédéric Chopin hebben gekregen is de bijnaam ‘Butterfly’ of ‘Butterfly Wings’ voor Etude op. 25 nr. 9 misschien wel de meest toepasselijke. Niet alleen de muziek, maar ook en vooral de handen van de pianist die over de toetsen dansen lijken geïnspireerd op de bewegende vleugels van een vlinder. Vandaar dat deze zeer beknopte tour de force hier een plaatsje verdient. Ook al was Chopin wars van titels voor zijn etudes.


Gabriel Fauré – Papillon op. 77

Na het succes van de in 1878 geschreven Elegie voor cello en piano kreeg Gabriel Fauré van uitgever Julien Hamelle in 1884 het verzoek om nog een werk voor deze combinatie te schrijven, bij voorkeur van een wat lichtere soort. Fauré hapte toe, maar het duurde nog tot 1898 eer het werkje gepubliceerd werd. Dat had ongetwijfeld te maken met de bekoelde relatie tussen componist en uitgever die nogal slordig met de manuscripten omging en er op stond om het werk een pakkende titel te geven. Hij stelde in eerste instantie Libellules (Libelles) voor en vervolgens Papillon. Fauré antwoordde uiteindelijk geïrriteerd met ‘noem het zoals je wilt’ en Papillon was geboren. Hoewel het drie minuten durende werk zeker in het begin meer weg heeft van een Franse versie van Rimsky-Korsakovs Flight of the bumblebee, is de keuze voor de titel van de uitgever begrijpelijk.


Edward Elgar – Moths and Butterflies

In 1869, als een tiener van een jaar of twaalf, schreef Edward Elgar een serie korte stukken voor een toneelstukje van de jonge leden van de Elgar-familie. Zo’n veertig jaar later kwam hij de stukken weer tegen. Elgar groepeerde ze, orkestreerde de pakkende melodieën en bracht ze samen in twee suites onder de titel The Wand of Youth. In de tweede suite uit 1908 kreeg het zeer pittoreske Moths and Butterflies een plek als derde deel. Wat het ooit moest illustreren tijdens een familietoneelstukje is niet overgeleverd, maar er is weinig fantasie voor nodig om de jongste kinderen met zelf gefabriceerde vleugels van vitragestof rond te zien huppelen.


Gang Chen & Zhanhao He –
The Butterfly Lovers

Het vioolconcert The Butterfly Lovers (1959) is een merkwaardige combinatie van Chinese folklore en westerse klassieke muziek. De westers georiënteerde Gang Chen en de meer in de Chinese volksmuziek gewortelde He Zhanhao creëerden een vioolconcert in de vorm van een zevendelig symfonisch gedicht dat het eeuwenoude volksverhaal vertelt van de jongen Liang Shanbo en het meisje Zhu Yintai. Het meisje loopt als jongen vermomd weg van huis en raakt dik bevriend met Liang. De liefde bloeit op, maar eenmaal weer thuis wordt Zhu uitgehuwelijkt aan een ander. Liang sterft aan een gebroken hart en uiteindelijk stort Zhu zich in zijn graf waar de twee verenigd worden. Als twee vlinders verschijnen ze uiteindelijk weer samen. Eind goed, al goed…


John Tavener – Butterfly Dreams

Na het exuberante zeven uur durende Veil of the Temple keerde John Tavener in 2003 met de suite Butterfly Dreams terug naar werken van een kleinschaliger orde. De acht delen voor koor a cappella duren elk niet langer dan zo’n twee minuten en hebben met elkaar gemeen, dat de teksten uit uiteenlopende bronnen – zoals een haiku, een werk van Indiaanse oorsprong en een gedicht van een Tsjechisch slachtoffer van Auschwitz – over vlinders gaan. Hoewel het een voor Tavener ongebruikelijk wereldlijk onderwerp lijkt, benadrukte de componist dat vlinders als symbool voor al het heilige en mystieke beschouwd kunnen worden. Zo is de basis van het eerste deel een veelzeggende tekst van de vierde eeuwse Chinese filosoof Chuang Tse: ‘Wat ben ik werkelijk? Een vlinder dromend dat hij een man is, of een man dromend dat hij een vlinder is? Het antwoord is geen van beide: het zijn onware modificaties van het Enige Wezen, van de universele norm, waarin alle wezens in wezen één zijn.’


Aanbevolen playlists


Lees en luister ook