Top 10 Eeuwelingen

© praetorianphoto / iStock

Honderd jaar geleden nam de muziekwereld afscheid van Claude Debussy, maar verwelkomde zij Leonard Bernstein. Tien eeuwelingen – geboorten en sterfgevallen – die in 2018 worden herdacht.

Claude Debussy: ‘Muziek is de wind, de hemel, de zee’

‘Hartstochtelijk houd ik van muziek’, schrijft componist Claude Debussy op een dag. ‘En gedreven door die liefde probeer ik haar te bevrijden uit de steriele tradities die haar omklemmen. Het is een vrije, levende kunst, een kunst voor de buitenlucht, een kunst die vergelijkbaar is met de wind, de hemel, de zee!’ Een mooie metafoor, want de Fransman Debussy (1862-1918) veranderde het muzikale landschap ingrijpend, zoals de impressionistische schilders dat deden op het witte doek. Debussy schiep een nieuwe klankwereld, die nog niemand kende. ‘Muziek is gemaakt van kleuren en afgepaste ritmes’, vond hij.
Debussy stierf aan kanker een eeuw geleden, vlak voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, tijdens een laatste wanhopige bombardement van Parijs door de verliezende Duitsers.


Leonard Bernstein ‘was zijn leven lang jong en ging toen dood’

‘Debussy veranderde de mist in muziek’, vond componist en dirigent Leonard Bernstein, tijdens een van zijn vele lezingen. Precies vijf maanden na de dood van de Fransman kwam deze Amerikaan ter wereld, in een kleine stad niet ver van de Atlantische kust. Bernstein bracht op televisie generaties Amerikanen begrip en liefde voor de klassieke muziek bij. Met zijn charisma stuwde hij de kunst tot nieuwe hoogten. Hij was niet vies van show, maar zijn uiterlijke vertoon maskeerde geen innerlijke leegte. Wanneer hij dirigeerde, piano speelde en componeerde, ontbrak het nooit aan diepgang. ‘Lenny was zijn leven lang jong en ging toen dood’, zei een klarinettist van de New York Philharmonic, een orkest waarvan Bernstein zo’n elf jaar chef was. Hij wilde onmogelijke: het leven, de muziek, de kunst in hun hele omvang tot zich nemen. Dat was misschien wel zijn geheim, of zoals Bernstein het zelf uitdrukte: ‘Om grote zaken te bewerkstellingen heb je twee zaken nodig: een plan en niet genoeg tijd.’


Lili Boulanger: componeren tot op het sterfbed

De ziekte van Crohn zorgde ervoor dat Lili Boulanger – zusje van de beroemde pedagoog Nadia – slechts vierentwintig jaar oud werd. Ze was nog maar twee, toen componist Gabriël Fauré haar muzikale talent ontdekte. Maar op die tere leeftijd kreeg Boulanger ook een longontsteking die haar immuunsysteem een permanente knauw gaf. Ze kwam uit een geslacht van musici, en kreeg les van haar ouders, en mocht op het conservatorium over de schouders van zes jaar oudere zus Nadia meekijken. Als eerste vrouw won Lili Boulanger de Prix de Rome. Ze was nog maar negentien. Ze stierf tien dagen voor Claude Debussy, met wiens klankwereld ze veel verwantschap voelde. Zo breekbaar als haar lichaam was, zo sterk bleek haar wil. Ze bleef componeren tot op haar sterfbed.


Henryk Szeryng: violist en diplomaat

De Poolse violist Henryk Szeryng, geboren in het sterfjaar van Lili Boulanger, zou als vijftienjarig talent gaan studeren bij haar zus Nadia Boulanger in Parijs. Hij sprak zeven talen vloeiend, en werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog als tolk voor de Poolse regering in ballingschap. Vlak na de oorlog belandde hij in Mexico-Stad, waar hij ging lesgeven. Na een ontmoeting daar met pianist en landgenoot Arthur Rubinstein besloot hij het bestaan als concertviolist weer op te pakken.
Szeryng groeide op in het Poolse Zelazowa Wola, waar ook Frédéric Chopin ter wereld kwam. Zijn vader was een rijke industrieel die zijn zoon liet opleiden in zowel de muziek als de diplomatie. Szeryng stond bekend om zijn zangerige en pure spel, dat uitblonk in eenvoud. Hij combineerde muziek en politiek als adviseur van UNESCO, de VN-organisatie voor onderwijs en cultuur. Szeryng geloofde in de muziek als kracht die de wereld mooier en menselijker kan maken.


Arrigo Boito bracht de Duitse Romantiek naar Italië

Als negenjarige liet de Italiaan Arrigo Boito zich inspireren tot het componeren van een polka door de aria ‘La donna è mobile’ uit de Verdi-opera Rigoletto. Hij oogstte zelf de nodige bekendheid met zijn drama Mefistofele. Maar zijn echte roem kreeg Boito toch als librettist van zijn grote held Giuseppe Verdi in de Shakespeare-opera’s Otello en Falstaff.
Hij was een belangrijk lid van de beweging Scapigliatura, die de Italiaanse kunst wilde verrijken door invloeden van de Romantiek uit andere Europese landen. Boito’s opera Mefistofele was daar een belangrijk voorbeeld van: het verhaal kwam uit de koker van de Duitse dichter Goethe en voor de muziek liet hij zich inspireren door Wagner. Boito zat naast het sterfbed van Verdi in 1901. Zelf overleed hij zeventien jaar later, met achterlating van de onvoltooide opera Nerone, over keizer Nero. Het had zijn meesterwerk moeten worden.


Leonard Rose schilderde met zijn cello

Dirigent Arturo Toscanini bezocht Boito – aan wie hij veel te danken had – op diens sterfbed. Met andere musici maakte hij de opera Nerone klaar voor een première in 1924. Uiteindelijk vertrok de Italiaanse maestro in de jaren dertig naar New York, waar hij de beschikking kreeg over een eigen orkest, de NBC Symphony Orchestra. In dat orkest speelde een 20-jarige cellist, geboren in 1918, een maand na de dood van Boito. Deze Leonard Rose begon op de laatste stoel met het omslaan van de bladzijden van de partituur. Zijn opleiding had hem voorbereid op een bestaan als virtuoos, niet als orkestmusicus. Maar hij leerde snel en klom in no-time op tot aanvoerder. Na een maand zette Toscanini – ooit zelf cellist in het orkest van La Scala – hem op de eerste stoel. Rose bracht een prachtige klank voort. ‘Ik denk daarover zoals een schilder over kleur’, zei hij. ‘Niet al het rood, blauw of groen is hetzelfde. Ik probeer steeds een andere nuance, zoals in mijn ogen alle grote kunstenaars doen.’ Rose werd het gezicht van de Amerikaanse celloschool, die virtuozen voortbracht als Yo-Yo Ma, Lynn Harrell en Matt Haimowitz.


Alexander Taneyev componeerde tussen het besturen door

Ruim twintig jaar was de aristocraat Alexander Taneyev een van de machtigste mannen van Rusland, als een soort rechterhand van de tsaar. Maar hij had ook een geheime liefde: de muziek. Het verhaal gaat dat onder de stapel met de officiële staatsdocumenten altijd een onvoltooide partituur lag. In onbewaakte ogenblikken kon hij daar dan weer wat noten in krabbelen. Hij was een verre neef van de bekendere componist Sergej Taneyev. Zijn dochter was hofdame van tsarina Alexandra, en onderhield ook vriendschappelijke banden met de beruchte mysticus Girgori Raspoetin, die het Russische hof in zijn duistere greep hield. Taneyev was een leerling van Nikolaj Rimski-Korsakov. Hij maakte deel uit van ‘het machtige hoopje’, de groep componisten die streefde naar een eigen Russische klassieke muziekstijl. Als ambtenaar verzamelde hij onder meer volksmelodieën, die in zijn – goeddeels vergeten – werk zijn terug te horen. Hij stierf, begin 1918, een paar maanden nadat de communistische revolutie een einde maakte aan de macht van de aristocratie, waarvan Taneyev onderdeel was.


Birgit Nilsson liet zich door niemand de wet voorschrijven

Ze schaterde zelfs buiten het podium als een Walküre, schreef de Britse krant The Guardian na de dood van de Zweedse Wagner-sopraan Birgit Nilsson. ‘Ho-yo-to-ho!’ Haar Brünnhilde en Isolde waren onovertroffen. ‘Een heldhaftige stem, een opmerkelijke muzikaliteit, een verbeelding gloeiend als de muziek, en een techniek zo solide als de rots waarop Brünnhilde twintig jaar slaapt’, vervolgde The Guardian.
Ze kwam ter wereld in een boerengezin in 1918, als een eenzelvig kind dat vervulling vond in het zingen en in de speelgoedpiano van één octaaf. Van haar familie mocht ze haar muzikale geluk beproeven in Stockholm. Dat bleek een ontmoedigende ervaring. Haar eerste leraar vertelde haar dat boerendochters niet in de wieg waren gelegd om zanger te worden. Haar debuut als Agathe in Von Webers Der Freischütz – een invalbeurt met slechts drie dagen voorbereidingstijd – viel in het water. De dirigent verklaarde dat Nilsson niet muzikaal was. Maar de sopraan zette door en uiteindelijk moesten al drie vroege criticasters hun woorden weer inslikken. Ze vergaarde roem in gewelddadige vrouwenrollen: Brünnhilde, Salomé, Lady MacBeth, Elektra. En ook naast het podium liet ze zich door niemand de wet voorschrijven: hoe machtig of beroemd intendanten, regisseurs of dirigenten ook waren. Over Herbert von Karajan zei Nilsson dat hij geniaal was, maar zo’n volle agenda had, dat hij tijdens het dirigeren al op zijn horloge begon te kijken. Wie haar hoorde zingen, zou die ervaring nooit meer vergeten.


Hubert Parry schreef het tweede Britse volkslied

Elke zomer, bij The Last Night of The Proms, de beroemde concertreeks van de BBC, zingt het vlaggen zwaaiende publiek uit volle borst: ‘And if those feet in ancient time walk upon England’s mountains green…’ Dit lied is de claim to fame van de Britse componist Hubert Parry. Het groeide uit tot een soort tweede volkslied. De componist had er zelf een haat-liefdeverhouding mee. Aanvankelijk was het lied een opdracht om het moreel op te vijzelen van de Britse troepen die vochten in de Eerste Wereldoorlog. Maar Parry begon het lied te zien als oorlogspropaganda en overwoog het terug te trekken. Zijn grote liefde was de Duitse klassieke muziek van Bach tot en met Brahms, en het feit dat zijn echte vaderland in oorlog was met zijn muzikale vaderland dreef hem tot wanhoop. Maar toen een jaar later, in 1917, de vrouwenbeweging And if those feet in ancient time adopteerde in de strijd voor gelijke rechten, kon Parry zich weer met het bestaan van zijn stuk verzoenen. Hij maakte er een orkestratie bij en veranderde de titel in Jerusalem. In 1918 stierf hij, als een van de vele slachtoffers van een wereldwijde uitbraak van Spaanse griep.


Na Eric Ericson was koormuziek nooit meer hetzelfde

Zestien dagen na de dood van Parry werd in een kleine Zweedse stad Eric Ericson geboren. Hij groeide uit tot een van de grote koordirigenten van de twintigste eeuw. ‘Een pionier en gigant als het ging om koorklank’, schreef het blad Gramophone na zijn overlijden in 2013. Hij richtte vlak na de Tweede Wereldoorlog het Stockholm Kamerkoor op, omdat hij besefte dat hij een eigen ensemble nodig had om zijn revolutionaire ideeën vorm te geven. In 1988 kreeg het koor zijn naam, als een eerbetoon. Hij was meer een pedagoog dan een dirigent van koren. Had hij eenmaal met ze gewerkt, dan was soms het fronsen van een wenkbrauw genoeg om de door hem gewenste klank te krijgen. Dat hij gefascineerd was door koormuziek was niet vreemd: zijn vader was predikant, dus hij bracht zijn kinderjaren veelal in de kerk door. Hij begon ook zelf als zanger in een jongenskoor. Het feit dat hij koren tot grote hoogten kon stuwen, inspireerde tal van componisten om voor zijn ensembles muziek te componeren.


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook