Legende Herbert von Karajan

© Siegfried Lauterwasser / DG

Dirigent Herbert von Karajan schaafde eindeloos aan klank en aan zijn eigen beeld: het imago van een magiër die mysterieuze krachten naar zijn hand zet. ‘Want het orkest’, zei hij, ‘is nu eenmaal een groot geheim.’ Een immense box met driehonderddertig cd’s en ruim twintig dvd’s toont de machtige greep die hij op de muziekwereld had.

Een recensent noemde hem ‘Het Wonder Karajan’

Er hing altijd een mystieke sfeer om Von Karajan heen. De manier waarop hij zich liet fotograferen en filmen cultiveerde dat beeld. Hier werd niet gewerkt, maar etaleerde een genie zijn goddelijke gaven. Na een historische vertolking van Wagners opera Tristan und Isolde in de Berlijnse Staatsoper – hij was nog maar dertig – noemde een recensent hem ‘Het Wonder Karajan’. Het vervolg van zijn loopbaan joeg hij dat beeld na. In de tweede helft van de twintigste eeuw beheerste de Oostenrijker de klassieke muziek. Zijn macht is samen te vatten in één beroemde grap. Als Von Karajan in Wenen een taxi instapte, en de chauffeur vroeg hem waar hij heen moest, dan was het antwoordde: ‘Dat maakt niet uit, ik heb overal wel iets.’
Vooral via zijn talloze plaatopnamen veroverde hij de wereld. Zelfs als hij zich waagde aan de Tweede Weense School van nieuwlichters Schönberg, Berg en Webern. Hij deed dat met zijn Berliner Philharmoniker, het orkest dat hem in de jaren vijftig benoemde tot dirigent voor het leven. ‘We namen ons voor iets doen, waarvan steeds gezegd werd dat het onspeelbaar was’, zei Von Karajan, in het interviewboek Spraakmakende musici van de Nederlandse musicoloog Jan de Kruijff. ‘De marketingafdeling voorspelde dat we in het beste geval drieduizend albums zouden verkopen. Toen het tegen Kerstmis 1974 in de handel kwam, bleek er binnen vier maanden al een stapel ter hoogte van de Eiffeltoren verkocht.’Het waren de hoogtijdagen van de platenindustrie. Von Karajan besteedde maar liefst een half jaar en 46 opnamesessies aan deze plaat. Dat zou dezer dagen niet meer mogelijk zijn, hoe beroemd een musicus ook is.

‘Zijn energie en vitaliteit deden mijn haren recht overeind staan’

Herbert von Karajan (1908-1989) werd geboren in Mozart-stad Salzburg als zoon van een chirurg. Hij was een uitzonderlijk talent op de piano, die in zijn leertijd in Wenen door compositieleraar Bernhard Paumgartner op het spoor van dirigeren werd gezet. Op zijn 21ste kreeg hij een baan als Kapellmeister in het Stadttheater in het Duitse Ulm, waar hij jaarlijks zo’n vier opera’s en zes concertprogramma’s leidde. Deze baan stelde hem in staat zich gestaag te ontwikkelen. ‘Ik was daar altijd aanwezig, en kende een vaste dagindeling. Precies wat ik die tijd nodig had.’
Begin jaren dertig, na de machtsovername door Adolf Hitler, werd Von Karajan lid van de nazipartij, waarschijnlijk in de hoop op betere carrièrevooruitzichten. Of hij een ware Hitleriaan was, bleef altijd onduidelijk. Zuiver is de (rassen)leer bleek hij niet: hij trouwde met een vrouw met deels Joods bloed. Dirigenten als Wilhelm Furtwängler en Karl Böhm schurkten veel dichter tegen de macht aan. Ze stonden op intieme voet met het leiderschap van de nazi-partij. Niettemin konden zij na de oorlog op een grotere vergevingsgezindheid rekenen. Want voor velen riepen Von Karajans machtshonger en hang naar het mystieke een sterke herinnering op aan de persoonlijkheidscultus rond Hitler en de zijnen. Na de oorlog hing hem een lang beroepsverbod boven het hoofd, maar in de winter van 1946 ontfermde de Britse platenbaas Walter Legge zich over Von Karajan. Hij zag Von Karajan in Wenen tijdens een repetitie met de Wiener Philharmoniker. ‘Zijn energie en vitaliteit deden mijn haren recht overeind staan’, herinnerde Legge zich later. Legge nam Von Karajan mee naar Londen, waar hij een nieuw ensemble, het Philharmonia Orchestra, had opgetuigd om met de ene na de andere plaat de klassieke muziekwereld in te palmen. Het bleek een gouden greep. Want de platenindustrie ging glorietijden tegemoet. De platenspeler bleek het ideale middel om grote massa’s te bereiken. En Von Karajan was de gedroomde vertolker. De opnamestudio werd zijn machtsbasis. Waar veel collega’s de platen beschouwden als een aardige nevenactiviteit, verdiepte Von Karajan zich bijna obsessief in de techniek zelf. ‘Het is als bij de tovenaarsleerling: je moet weten wat je doet’, vond hij.

‘Het orkest is als een zwerm vogels of een school vissen’

Hij groeide in later jaren uit tot een klanktovenaar, gedreven door een sterk schoonheidsideaal, die hemelse sferen moest oproepen. Zelfs op dissonanten liet hij orkesten net zo lang oefenen totdat ze mooi klonken. Dat werkte bij sommige muziek beter dan bij andere. Sommigen verweten hem dat hij met zijn Berliner en de Wiener Philharmoniker één klankbeeld ontwikkelde, en in die mal alle muziek perste. Bij symfonieën van Mozart en Haydn leverde dat minder goede resultaten op. Die opnamen zijn ook praktisch vergeten. Maar zijn vertolkingen van Richard Strauss, Bruckner en de Negende van Mahler doorstaan de tand des tijds. ‘Wie niet primair van de klank uitgaat, kan nooit tot uitdrukking brengen wat in de muzikale expressie besloten ligt’, was Von Karajans geloofsovertuiging.
Het orkest, geloofde hij, ‘is een groot geheim.’ Met behulp van de wetenschap stelde hij zich zijn leven lang de vraag wat de psychologie van die veelkoppige groep voor hem was. Tegen De Kruijff zei hij: ‘Het orkest is ook een medium dat zich gedraagt als een zwerm vogels of een school vissen. Als je ziet hoe zulke dierclusters in tempo bewegen, van richting veranderen, omkeren zonder botsingen te veroorzaken, alsof ze in het geheim onderling op vaste afstand worden gehouden en dus nooit botsen omdat ze een geheimzinnig collectief gevoel lijken te bezitten – ik kan daar uren naar kijken. Ze kennen geen onzekerheidsfactor. Welnu, vanaf een bepaald moment ontwikkelen de honderdtwintig musici uit een orkest ook een vergelijkbare gezamenlijke geest.’

Een fascinatie voor moderne technieken

Met wereldorkesten in Wenen en Berlijn die hij tegen elkaar kon uitspelen, en zijn heerschappij bij de Salzburger Festspiele ontwikkelde Van Karajan zich tot de ‘Generalmusikdirektor van Europa’, de grote heerser op het continent van de klassieke muziek. Ook op de ontluikende markt in Azië had hij grote greep door zijn vriendschap met Sony-oprichter Akio Morita.
Hij zag zichzelf niet in de eerste plaats als vertolker, maar meer als een herschepper van muziek. Die les had hij al vroeg geleerd toen hij in de jaren dertig verbonden was aan het theater in Aken. Op een avond gaf de jonge dirigent een Brahms-concert in Mannheim, met de oude pianist Frederic Lamond. ‘Hij kwam binnen toen ik net de Vierde Symfonie repeteerde. Hij zei met zijn hoge stem: “Weet u, die symfonie heb ik nog gehoord toen ik met Brahms zelf en de kapel uit Meiningen een tournee maakte.” Ik was perplex over zoveel grootheid. Daarna was ik voor het diner te gast bij de president van een grote maatschappij. Kennelijk was ik zichtbaar onder de indruk en bijna teneergeslagen. Na het eten kwam Lamond naar me toe en zei: “De symfonie klonk helemaal niet zo geweldig onder Brahms zelf.” Waarschijnlijk zag hij dat ik er bijna een complex van kreeg.’
Sindsdien besefte Von Karajan dat het er niet om gaat de muziek precies zo te reproduceren als die in zijn eigen tijd geklonken heeft, maar dat het erom gaat de noten opnieuw – en liefst mooier – te scheppen. Dat hing niet alleen samen met de kwaliteit van de orkesten, maar ook met opnametechnieken. Door zijn niet aflatende fascinatie daarvoor was Von Karajan ook de eerste musicus die de zegeningen van de cd ontdekte aan het begin van de jaren tachtig. ‘De LP’, voorspelde hij, ‘wordt oude sneeuw.’ En hij kreeg gelijk, en zo begon hij op zijn oude dag – halfweg de zestig – aan een nieuwe cyclus opnamen van muziek die hij al lang had vastgelegd. Zijn erfenis moest en zou ook digitaal zijn.
Behalve geluidsdragers liet hij ook vele films maken. Documenten die zijn musiceren tot in de kleinste details vastlegden, die tot mythevorming moesten leiden. Von Karajan betreurde het, dat hij het tijdperk van de holografische beelden niet meer zou beleven. Dat zou hem de verlangde onsterfelijkheid gebracht hebben. Want de driedimensionale techniek, wist hij, zou hem tonen, alsof hij nog gewoon onder ons was.


Lees en luister ook