Instrument Mandoline

© Harald Hoffman / DG

Het is wat met de mandoline. De een verafschuwt het instrument dat bekend staat om zijn zenuwachtig repeterende noten, de ander zweert bij de zwierige lichtvoetigheid en het zomerse briesje dat ook in de snaren schuilt. Feit is dat de mandoline nimmer echt doorgestoten is naar het front van de klassieke muziek. Omdat daar tegenwoordig, met iemand als Avi Avital als belangrijkste ambassadeur, verandering in lijkt te komen, hier een blik op dit kleine lid van de familie der getokkelde snaarinstrumenten.

De mandoline een niche-instrument noemen is op zijn zachtst gezegd een understatement. Ja, de traditionele mandolineorkesten als het Amsterdams Mandolineorkest en Mandolineorkest Estrellita floreren ook in Nederland nog steeds, maar de bescheiden, doorgaans peervormige kast met vier snarenparen een gevierd solo-instrument noemen gaat te ver. Ondanks het feit dat Vivaldi met een ook tegenwoordig nog fameus Mandolineconcert en een Concert voor twee mandolines zijn steentje bij heeft gedragen en Mozart het instrument een prominente plek gaf in zijn succesaria Deh vieni alla finestra uit Don Giovanni. En ondanks het feit dat Beethoven, naar het schijnt zelf een verdienstelijk mandolinespeler, een aantal kamermuziekwerken voor het kleinood schreef. Beethoven was goed bevriend met twee mandolinisten. Vandaar dat in 1796 onder andere de Sonatine WoO 43a en het Adagio ma non troppo in Es WoO 43b ontstonden.

Afwachten op de tweede rang

Het mocht niet baten. Het mandolinerepertoire bleef en blijft ver achter bij bijvoorbeeld het vioolrepertoire, waarmee het instrument dezelfde stemming deelt (g-d-a-e) en zelfs bij het repertoire van een ander niche-instrument als de gitaar. Kenmerkend voor de bescheiden plek van de mandoline is ongetwijfeld Mahlers Nachtmusik II uit de Zevende Symfonie. Hoewel de mandoline samen met de even onopvallend aanwezige gitaar bijdraagt aan de serenadeachtige sfeer, is het instrument, op een enkele frase na, nauwelijks te onderscheiden. Ook in werken van onder anderen Arnold Schönberg (Variationen op. 31), Stravinsky (Agon) en Prokofjev (Romeo en Julia) is het zoeken naar de mandolinenoten.

Terwijl de gitaar dankzij iemand als Andres Segovia rond het midden van de twintigste eeuw enigszins uit de anonimiteit kroop, bleef het voor de mandoline afwachten op de tweede rang. Virtuozen als Carlo Curti en Silvio Ranieri deden in de eerste decennia van de twintigste eeuw hun best, maar al snel doofde dit vuurtje en vond de mandoline dankzij Bill Monroe vooral een vaste plek in de Amerikaanse bluegrassscene. Heel wat anders dan de klassieke hoek.

Nieuwe standaard

Toch is er hoop. Want er bestaat zo iemand als de Israëlische mandolinevirtuoos Avi Avital. ‘Het is waar dat de mandoline een paar eeuwen achterloopt’, zei Avital twee jaar geleden nog. ‘De ontwikkeling van een instrument is altijd een wisselwerking tussen componisten, bespelers en instrumentmakers. Het zijn componisten en de uitmuntende spelers die de techniek verder brengen. En vervolgens zoeken de instrumentbouwers naar oplossingen om die techniek makkelijker uit te voeren. Zo ontstaat er weer een nieuwe standaard. De mandoline heeft men de afgelopen eeuwen alleen maar goedkoper gemaakt, nooit beter. Ik wil die beweging naar een nieuwe standaard weer op gang krijgen.’
En dat lijkt goed te lukken met albums gewijd aan Vivaldi en Bach en een plaat als The art of the Mandoline waarop naast werk van Vivaldi en Beethoven ook recenter materiaal van Henze en Sollima staat. ‘De muur is omlaag en de weg is vrij voor de mandoline, dus nu wil ik het instrument naar een hoger niveau tillen en iets achterlaten voor volgende generaties. Zoiets als wat Andres Segovia in de vorige eeuw voor de gitaar deed’, aldus Avital. Dit najaar verschijnt de opname Concertos, waarvoor Avital samenwerkte met het orkest dat voor hem ooit de deuren opende naar de barokmuziek: Il Giardino Armonico.

Stradivarius

Een even terecht als nobel streven, want het instrument kent al een eeuwenoude traditie en heeft derivaten in verschillende culturen; denk aan de Turkse saz en de Griekse bouzouki. De naam mandolino, wat zoveel betekent als ‘kleine luit’ dook voor het eerst op in 1643 in Italië. Het instrument is inderdaad verwant aan de luit, en zelfs Stradivarius voelde zich geenszins te beroerd een mandolino te bouwen. De mandoline zoals wij die tegenwoordig kennen ontstond vooral in het Napels van de late zeventiende eeuw, vandaar dat de verwijzing naar de ‘Napolitaanse mandoline’ nog steeds in zwang is. Dit peervormige instrument met de bolle rug staat nog steeds dicht bij de chitarra morisca, dat de oudste voorloper van de mandoline is. Waar de mandolino nog met de vingers bespeeld werd, bespeelde men de metalen snarenparen van de Napolitaanse variant van meet af aan met de oudste versie van een plectrum, de schacht van een vogelveer.

Charismatische solist

Zoals bij elk instrument uit de snarenfamilie kreeg de gangbare mandoline, de sopraan van het stel, ook een aantal broertjes en zusjes in de alt-, tenor- en basregio’s, wat het ontstaan van mandolineorkesten verklaarbaar maakt. Al duurde het nog tot rond 1900 eer de mandolineorkesten ‘ter lering ende vermaeck’ voor de burgers met vrije tijd in Europa en de Verenigde Staten de pan uit rezen. Het Nederlandse Verbond van Mandoline-Orkesten telt anno nu nog slechts een dertigtal aangesloten orkesten. Maar de mandoline lijkt mede dankzij Avi Avital op de drempel van een revival te staan. Want hoewel in Nederland bijvoorbeeld het helaas ter ziele gegane Nieuw Ensemble immer een lans brak voor de mandoline en Martijn Padding zelfs met Eight metal strings een robuust concert schreef voor dit ‘vergeten’ kleinood, is een niche-instrument in het streven naar enige populariteit vooral gebaat bij een charismatische solist die jonge ambitieuze musici op een idee brengt en componisten aanzet tot het schrijven van serieus nieuw werk.


Aanbevolen


Lees en luister ook