Instrument De beiaard

© JJFarquitectos / iStock

Het is een van de weinige instrumenten die je niet in een gewone muziekwinkel kunt kopen. Naast het draaiorgel is het ook een instrument waar je, als het eenmaal begint te spelen, niet omheen kunt. Daarbij is het waarschijnlijk het zwaarste instrument en een vermoeiend apparaat om te bespelen. De typisch Nederlandse beiaard, of, wat deftiger op zijn Frans, het carillon, heeft een rijke geschiedenis die terug gaat tot de vroege zestiende eeuw.

Klokkenspel

Het is hèt instrument voor de fitnessadepten onder de klavierspelers. Toch werd het hen van meet af aan ook makkelijk gemaakt met een ingenieuze speeltrommel die het geluid geheel mechanisch voort kan brengen. Zo gauw er meerdere klokken in een kerktoren hangen die bespeeld door een indrukwekkend klavier met houten stokken en pedalen een melodie voort kunnen brengen, hebben we te maken met een beiaard.
Een vreemd woord, dat direct doet denken aan het ‘beieren’ van de klokken, maar dat officieel komt van het woord ‘baaierd’, dat in vroeger tijden verwees naar de ‘chaos’ voor de schepping. De beiaard, de klokkenluider, zou dan degene zijn die de orde in de chaos hoorbaar maakte, door de klokken als een soort ‘harmonie der sferen’ te laten zingen. Het chiquere carillon zou afkomstig zijn van quadrillon, dat zich weer laat vertalen als ‘wekkering’ en dat verwijst naar de melodie van minimaal vier verschillende klokjes om steeds het hele uur aan te kondigen zoals dat nog steeds gebeurt met het overbekende melodietje van de Londense Big Ben.
En als Nederlander mag je het ook over een klokkenspel hebben, al brengt dat misschien wat verwarring teweeg met het klokkenspel dat bij de percussieafdeling van het orkest dienst doet als een minicarillon.

Nederlandse vinding

Hoe we het ook noemen, de beiaard is een Nederlandse vinding, die alles te maken heeft met de relatieve voorspoed die vanaf de zestiende eeuw heerste in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. De machthebbers begonnen als een soort egodocument niet alleen de doorgaans opvallende kerktorens voor het oog te verfraaien, maar ze ook van een herkenbaar geluid te voorzien door een steeds grotere verzameling klokken. Dat kon, omdat de techniek van het klokgieten enorm vooruit was gegaan en omdat men in staat was beweging via raderwerken of anderszins over te brengen op klepels en klokken. Bovendien begon het begrip ‘tijd’ een steeds belangrijker rol te spelen bij het reguleren van het stadse leven. Omdat horloges nog uitgevonden moesten worden, deed de beiaard dienst als ‘quadrillon’, dat de bevolking met een kort melodietje liet weten dat er weer een heel uur was aangebroken.
De eerste beiaard die daadwerkelijk met de handen bespeeld kon worden werd in 1510 opgehangen in de toren van Oudenaarde. Hoewel het instrument zich snel ontwikkelde bleef de bespeling beperkt tot de Nederlanden en het Noorden van Frankrijk. Slechts een enkele puissant rijke buitenlandse heerser kon het zich veroorloven zo’n Nederlands klokkenspel te laten maken. Zo was de Russische tsaar Peter tijdens zijn bezoek aan Nederland aan het einde van de zeventiende eeuw zo weg van de carillons, dat hij een immense beiaard liet maken voor de Paulus en Petruskerk in St. Petersburg.

Gebroeders Hemony

In de zeventiende eeuw had het instrument zowel qua stemming als bespeling al een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Dat was vooral te danken aan de gebroeders Hemony, die in de zeventiende eeuw zowel het klokgieten en het stemmen als de speelmechanieken verbeterden. In Utrecht, waar de broers het carillon voor de Dom maakten, konden ze bovendien rekenen op de hulp van de beroemde blinde fluitist Jacob van Eyck.
Toch is het prepareren van het mechaniek en het bespelen van het carillon nog steeds geen eenvoudige zaak. Voor het computertijdperk werden de mechanieken net als een draaiorgel aangestuurd door enorme kaarten met ponsgaatjes en het vervaardigen daarvan was een waar ambacht. De bespeler van het instrument, de beiaardier, moet nog steeds heel hard werken om de klokken via stokken en pedalen met vuisten en voeten tot klinken te brengen. En dan hebben we het nog niet eens over het beklimmen van de kerktorens. ‘Ik loop heel rustig anders kan ik de eerste tien minuten dat ik boven ben nauwelijks spelen’, zei de Utrechtse stadsbeiaardier Malgosia Fiebig al eens over haar beklimming van de 366 traptreden naar de speelkamer van de Utrechtse Dom waar de in 1664 geplaatste Hemony-beiaard op haar wacht. De opvolgster van Arie Abbenes, misschien wel de bekendste beiaardier van Nederland, heeft het er graag voor over want op een mooie dag heeft een beiaardier een groot publiek en ligt de hele stad aan zijn/haar voeten.
En toch zit deze musicus eenzaam en alleen gewoon in een spijkerbroek en een T-shirt in de speelkamer. ‘Dat is het vreemde aan de functie van beiaardier’, vond Fiebig. ‘Je bent altijd alleen en je krijgt geen directe respons tijdens de bespeling. Ik weet dat mensen het horen, en ik pas mijn keuze ook altijd aan op de bewoners, de toeristen, bijzondere gebeurtenissen, zodat er altijd een element van herkenning is.’

Van Bach tot Bowie

Het repertoire van de beiaardier is inderdaad oneindig, al is men veelal aangewezen op bewerkingen. Het aantal oorspronkelijke composities voor het carillon is, hoewel er tegenwoordig weer geregeld voor gecomponeerd wordt, gering.
Maar qua bewerking zijn de mogelijkheden schier oneindig. Zo is het carillon van de Amsterdamse Westertoren niet compleet zonder Aan de Amsterdamse grachten, klonken bij de dood van David Bowie in 2014 uit vele kerktorens verschillende Bowiehits. En zo swingt bij belangrijke sportevenementen voor landenteams het Hup, Holland, Hup, vrolijk over de daken. Daarnaast doen bewerkingen van Bach, Haydn, Mozart en om het even welke grootheden het uitstekend vanuit de klokkentoren. Zelfs Simeon ten Holts Canto Ostinato kent al een beiaardversie. Het zegt vooral dat het instrument dat in de negentiende en vroege twintigste eeuw sterk inboette aan belangstelling, weer helemaal terug is op de kaart. In 2014 erkende Unesco de Nederlandse beiaardcultuur zelfs als immaterieel cultureel erfgoed.

Het klokkenspel in het orkest

Een carillon in het orkest mee laten spelen blijft lastig. Het lukt alleen maar als het instrument vooraf opgenomen is en het geluid via een tape de zaal ingestuurd wordt, want zo’n immense set klokken past op geen enkel podium. Het instrument dat er het dichtst bij komt en vaak ingezet wordt om kerkklokken te imiteren, zijn de zogenaamde buisklokken. Dit zijn vaak chromatisch gestemde metalen buizen, die worden bespeeld met een hamer. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werden ze vooral beroemd door de immens succesvolle langspeelplaat Tubular Bells van Mike Oldfield. In de klassieke muziek spelen de buisklokken een opvallende rol in werken als de Ouverture 1812 van Tsjaikovski, Berlioz’ Symfonie fantastique, Mahlers Tweede Symfonie en Messiaens Turangalila-symfonie. In deze muziek herinneren de klokken ons aan de kracht van het lot. Het lijkt alsof ze nog steeds willen laten weten dat zij symbool staan voor het scheppen van orde in de chaos.


Lees en luister ook