In de spotlights Franco Fagioli

Franco Fagioli groeit op in de Noord-Argentijnse stad San Miguel de Tucumán, zo’n duizend kilometer van het culturele hart Buenos Aires. En nog veel verder weg van de plekken waar mensen weten wat een countertenor is. En misschien wel daarom klinkt zijn stem als geen ander. Helder als glas. Komende maand – oktober 2017 – zingt hij de hoofdrol in de opera Eliogabalo van Cavalli in een productie van De Nationale Opera.
‘Het was alsof iemand opera rechtstreeks in mijn aderen spoot’

‘Ik vond het leuk om voor de grap sopranen te imiteren’

Op een goede dag ontdekt Fagioli dat hij een opname nodig heeft van het Stabat Mater van Pergolesi. In een platenwinkel in Tucumán komt hij welgeteld één exemplaar tegen. Zonder de hoes nader te bekijken, koopt hij het album. ‘Eenmaal thuis zette ik de muziek op. Mijn oren vingen de bekende klank op van een sopraan. De tweede stem bevreemdde me. Ik opende het cd-boekje. Sopraan, las ik, was Emma Kirkby. En dan was er een alto. James Bowman, stond er. James? dacht ik. Een mannennaam? Toch klonk hij als een alt. Plotseling duizelde het me. Zijn zang leek op wat ik deed als ik sopranen imiteerde. Zo ontdekte ik het bestaan van countertenoren.’
‘Mijn hart en oor gingen meer uit naar de vrouwenstemmen’

In Europa ontwikkelt de countertenor zich vanaf de jaren vijftig aan de hand van de Brit Alfred Deller. Op dat fundament bouwen anderen voort. Maar in Tucumán weet niemand wie Deller is. In het geval van Fagioli achteraf misschien zelfs een voordeel, want waar niets is kan alles nog groeien. Zijn stem kan een eigen weg zoeken. ‘Voor mijn gevoel was ik anders dan James Bowman of Andreas Scholl. Ik verzamelde van alles, en hoorde mezzo’s dezelfde rollen zingen als countertenoren. Mijn hart en oor gingen meer uit naar die vrouwenstemmen. Zij werden mijn ijkpunt. Die jaren in Tucumán nam ik via cd-opnamen les bij Jennifer Larmore, Marilyn Horne en Cecilia Bartoli. Hun belcantostijl van zingen lag me meer, omdat mijn lerares, als sopraan, mij op die manier onderwees.’
‘Zes jaar lang één vel stemoefeningen’

18de eeuw. De klank van Farinelli, Caffarelli en Senesino, kennen we alleen uit beschrijvingen. Toch bekruipt je bij Fagioli de gedachte dat hij dat onaardse geluid benadert. De glorietijd van de castraat fascineert hem. Voor zijn vorige opname verdiepte hij zich in de aria’s die geschreven werden voor de wispelturige castraat Caffarelli. En nu richt hij een album lang zijn aandacht op aria’s van de leraar die deze achttiende-eeuwse operasterren voortbracht: Nicola Porpora. ‘Ik wil laten zien wie Porpora was als pedagoog. In Napels stond hij aan de basis van de successen van wonderbaarlijke zangers als Caffarelli en Farinelli. Ik vind zijn methoden interessant. Leerlingen kwamen al jong bij hem, zelfs al voor hun castratie. Zij leerden op een mechanische manier, via formules die later nodig waren om een aria te kunnen zingen. Het verhaal gaat dat hij Caffarelli één vel met technische oefeningen gaf, waarop de jongen zes jaar studeerde. Daarna riep Porpora hem bij zich. “Nu weet je alles wat je nodig hebt”, zei hij, “ik kan je niets meer leren. Ga de wereld in en zing.” Deze jongens werden op een sportieve manier op hun loopbaan voorbereid, als stematleten. Al die technieken die Porpora onderwees, hoor je ook terug in zijn aria’s.’
‘Porpora schreef aria’s zoals kleermakers kostuums naaiden, als gegoten’
Zo is de beroemde messa di voce terug te vinden in Porpora’s beroemdste aria Alto Giove. Het is de techniek om een noot op één adem geleidelijk op te bouwen van zacht naar luid en weer terug. ‘Die typische lange lijn’, zegt Fagioli, ‘die zich als een deur langzaam opent en dan weer sluit. Het is zingen zonder te ademen. Op deze opname wil ik het kleurenpalet van Porpora als leraar laten horen.’ Over de persoon van de Italiaanse componist is weinig bekend. ‘En het kan best zijn dat we hem waren vergeten, als de Engelse adel hem niet zou hebben ingehuurd om de opera van Händel uit Londen weg te concurreren. Wie zich verdiept in Händel stuit dus onvermijdelijk op Porpora. Beiden leefden in een tijd dat de componisten slaven van de zangers waren. Zij schreven aria’s zoals kleermakers kostuums naaiden: ze moesten de operasterren als gegoten zitten. Porpora was een harde werker, een ambachtsman, bij vlagen briljant. Niet zo geniaal als Händel, die was van een andere wereld, die stemde zijn aria’s af op zijn zangers, maar wist daar zelf als kunstenaar nog bovenuit te torenen. Porpora blijft vaak verborgen achter de karakteristieken van een Caffarelli of Farinelli. Daarom wilde ik nu juist aria’s opnemen, waarin ik de componist zelf kon terugvinden.’
Aanbevolen opnamen
Lees en luister ook
Top 10 Countertenoren
Top 10 Sopranen
In de spotlights Cecilia Bartoli
Instrument Countertenor
Album van de week Voces8
Playlist Het mooiste van de countertenor






