Componist Cyrillus Kreek

Bij klassieke muziek uit Estland denk je als eerste aan Arvo Pärt. Toch moet op een gegeven moment de naam vallen van de man die minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker was voor het zelfbewustzijn van de Estse bevolking, de componisten aldaar en de muziek uit Estland: Cyrillus Kreek. Hoewel hij lange tijd vooral een naam was in de voetnoten bij teksten over componisten als Arvo Pärt, wordt inmiddels ook zijn muziek steeds meer gewaardeerd. Zo kwam Vox Clamantis onlangs met The Suspended Harp of Babel, een briljant album dat een mooie samenvatting geeft van vooral het religieuze werk in het oeuvre van Kreek.

Cyrillus Kreek

3 december 1889, Võnnu – 26 maart 1962, Haapsalu

In Estland, het kleine Estland dat toen al zwoegde onder het zware Russische juk, wees Cyrillus Kreek vanaf de eerste decennia van de twintigste eeuw doorlopend op de schoonheid van de eigen volksmuziek. Hij verzamelde zo’n 6000 volksliederen uit Estland, maar ook van de Zweden op Vormsi. Deze bewoonden het eiland tot ze in 1944 verjaagd werden door het Russische Rode leger.
Kreek arrangeerde veel van deze werken voor koor en liet zich ook in zijn eigen composities inspireren door deze volksmuziek. Latere Estse componisten als Veljo Tormis, Tõnu Kõrvits en vooral Arvo Pärt deden er hun voordeel mee.

Muziekdocent

Kreek was geen hemelbestormer, geen revolutionair. Zijn composities lijken zelfs aan de conservatieve kant. Zijn aandacht voor de volksmuziek was meer plichtsbesef en persoonlijke fascinatie, dan een nationalistische vuist. Ook zijn leven kabbelde ondanks alle politieke reuring en twee wereldoorlogen rustig voort. Cyrillus Kreek was het negende kind in een gezin van elf. Hij werd geboren in het Estse Läänemaa, maar vertrok al snel naar Vormsi waar zijn vader docent was aan een lokale orthodoxe school. Daar leerde Kreek niet alleen vloeiend Zweeds, maar kreeg ook zijn muzikale belangstelling vorm. Vanaf 1908 studeerde hij trombone en compositie aan het conservatorium van Sint Petersburg. Terug in Estland werd Kreek muziekdocent aan diverse scholen en schopte hij het uiteindelijk in 1940 tot docent muziektheorie aan het conservatorium van Tallinn. Opwindender werd zijn leven niet en hij zou Estland nooit meer verlaten.

Enthousiast folklorist

Aan zijn studie op het conservatorium, die hij vanwege de tussenkomst van de Eerste Wereldoorlog nimmer afmaakte, hield hij wel een fascinatie voor de volksmuziek van Estland over. Hij kwam er in aanraking met de nationalistische Estse studentenvereniging die in de latere diplomaat en linguïst Oskar Kallas niet alleen een voorstander had van de Estse onafhankelijkheid, maar ook een enthousiast folklorist die al samen met Jakob Hurt onderzoek deed naar de volkspoëzie uit Estland. Zijn voorstel om ook de volksliederen te verzamelen vond gehoor bij Kreek die al snel met zijn fonograaf en zijn wasrollen op pad ging.

Requiem

Kreek verzamelde het werk niet alleen, de componist in hem ging al snel over tot het arrangeren van de volksmelodieën voor koren. Hij arrangeerde zo’n zevenhonderd volksliederen, vijfhonderd koralen, orthodoxe psalmen en koralen en een complete orthodoxe vespers en maakte verschillende suites gebaseerd op instrumentale volksdansen. Daarnaast schreef hij zo’n twintig originele werken waarin de volksmuziek resoneert, zoals het zeer korte en in Estland zeer beroemde Vaäike lillelauf (Little flower song), een heuse symfonie (Setu symfonie,) en het eerste echte Estse Requiem voor tenor, gemengd koor, orgel en orkest.

Eenvoud

Zo groot als Kreek uitpakte in dit Requiem, geschreven tussen 1925 en 1927, zo klein en bescheiden hield hij het doorgaans in zijn andere werk. Zijn werkwijze is vrij conservatief, neoklassiek zoals men wil, en vol respect naar de oorspronkelijke volksliederen en religieuze gezangen. Ook zijn meerstemmigheid is niet hemelbestormend, maar in alle eenvoud en in zijn gerichtheid op de natuurlijke mogelijkheden van de menselijke stem – ongetwijfeld ingegeven door zijn werk met leerlingen van primaire en secundaire scholen – weet Kreek te ontroeren en van elk werk een klein juweeltje te maken. Zo schiep hij een oeuvre dat zeker voor de Estse bevolking een fundament vormde voor de nationale trots en dat Kreek niet alleen in 2001 een museum opleverde in zijn huis in Haapsalu, maar ook sinds 2007 een jaarlijks festival geleid door de Estse dirigent Tönu Kaljuste.


Lees en luister ook