Mozart schreef als grap voor zijn favoriete leerling een begrafenismars voor ‘Maestro Contrapunto’. Geen begrafenis zonder muziek. Daarom maakten veel componisten een Marche funèbre. Tien op een rij.
De beroemdste begrafenismars komt uit BeethovensDerde Symfonie, de Eroica. Muziek opgedragen aan een held. Met zijn Eroica liep de componist op de Romantiek vooruit. Het werk gaat van het ene emotionele uiterste naar het andere en duurt twee keer zo lang als andere symfonieën uit zijn tijd. Een begrafenismars als langzaam deel was ook nog nooit vertoond. Eén verhaal wil dat de onaardse muziek voortkwam uit een bijna-doodervaring van Beethoven, die een zelfmoordpoging deed nadat hij ontdekte dat zijn doofheid een onomkeerbaar proces was. Sommige kenners geloven dat dit deel van de Eroica Beethovens afscheid was van een leven – het horende – dat nooit meer zou terugkeren. Door zijn grootsheid was deze mars te horen op vele begrafenissen van beroemdheden, zoals die van componist Felix Mendelssohn, dirigent Arturo Toscanini en de Amerikaanse presidenten Franklin D. Roosevelt en John F. Kennedy. De muziek weerklonk ook bij de herdenkingsdienst voor de Joodse atleten die omkwamen bij de Palestijnse gijzelingsactie tijdens de Olympische Spelen van 1972.
Chopins verdriet om een verbroken verloving
Frédéric Chopin componeerde een begrafenismars in 1837, in de tijd dat zijn verloving met Maria Wodzinski strandde. Haar moeder had als voorwaarde dat Chopin zich in Parijs zou onthouden van ‘late avonden in de adellijke salons’ en dat hij er alles aan zou om zijn broze lichaam te sparen. Helaas werd Chopin ziek. En Maria’s moeder blies daarom het huwelijk af. Sommige musicologen denken dat deze Marche Funèbre, die hij later opnam in zijn Tweede Pianosonate, voortkwam uit het verdriet om de verbroken verloving.
Handel laat koning David treuren om zijn vijand
Een echte dode valt er te betreuren in de begrafenismars die Georg Friedrich Handel schreef voor zijn oratorium Saul. Het werk behandelt de Bijbelse geschiedenis over koning Saul, die vreest dat de held David hem van zijn troon zal stoten. David heeft als arme en kleine herdersjongen met zijn slimheid de grootste vijand van de Joden, Filistijnse reus Goliath, verslagen. Het volk draagt hem op handen en dat jaagt Saul angst aan. Uiteindelijk ontsnapt David aan alle moordplannen en sneuvelt Saul zelf in een veldslag met de Filistijnen. Ondanks de haat die Saul hem toedroeg, treurt de nieuwe vorst David met zijn volk om de dood van zijn grote voorganger. Onder andere met deze begrafenismars.
Treuren bij Mahler, maar niet heus
Gustav Mahler maakte voor zijn Eerste Symfonie wel een hele bijzondere begrafenismars. Hij liet zich inspireren door een schilderij van de Oostenrijkse kunstenaar Moritz von Schwind, waarop een stoet dieren uit het bos een gestorven jager naar zijn laatste rustplek dragen. Het deel belicht een van de karaktertrekken van Mahlers muziek: de ironie. De mars begint treurig met een melodie die iedereen kent: Vader Jacob. Alleen dan in mineur en niet in majeur. Maar uiteraard zijn de dieren helemaal niet bedroefd over de dood van de jager, dus langzamerhand sluipt er steeds meer vreugde in de muziek.
Berlioz viert een ‘grootse’ revolutie
De Marche Funèbre is een typisch verschijnsel uit de Romantiek, als de dood zich steeds meer opdringt in de muziek. Mozart en Beethoven liepen op die ontwikkeling vooruit, maar het genre groeide naar een hoogtepunt in de negentiende eeuw. Een daarvan is de begrafenismars uit de Grande Symphonie funèbre et triomphale van Hector Berlioz. Hij schreef deze muziek voor de tiende verjaardag van de Juli Revolutie van 1830. In dat jaar kwam de Franse burgerij in opstand tegen Karel X. In drie dagen dwongen de Franse burgers hun koning tot aftreden. De opstand sloeg over naar andere delen van Europa. Voor Nederland had dat minder goede gevolgen. Want nog datzelfde jaar scheidde België zich af. In 1840 ging de Grande Symphonie funèbre et triomphale van Berlioz in première. De componist beweerde dat hij het monumentale werk in slechts veertig uur schreef. Hijn bouwde het op uit muziek die eerder onvoltooid bleef. Groot bewonderaar van het eerste – treurende – deel, de Marche funèbre, was Richard Wagner.
Het slotakkoord van Wagners Ring
Richard Wagner zelf maakte ook een beroemde begrafenismars, de Trauermarsch uit zijn Götterdämmerung, het laatste deel uit de vierdelige operacyclus Ring des Nibelungen. Het is de muziek die de vermoorde held Siegfried uitgeleide doet. Hij wordt het slachtoffer van het machtsspel rondom een ring, die de bezitter ervan absolute macht geeft. Rondom het juweel breekt een strijd los tussen goden, reuzen en dwergen. De mens dreigt verdrukt te worden in dit mythologische, maar met hulp van oppergod Wotan weet Siegfried de ring te veroveren. Lang kan hij er niet van genieten. Kwaadaardige krachten vervreemden hem van zijn geliefde Brünnhilde, die vervolgens meewerkt aan een complot om hem te vermoorden. Pas als Siegfried dood is, als Wagner zijn Trauermarsch laat horen dringt de waarheid tot haar door. Siegfried heeft haar niet verraden. Zij werpt zich in het vuur dat hem verteert, waarop de ring smelt en de vloek die erop rust wordt opgeheven. De mythologische wereld vergaat en de mens blijft alleen op aarde achter.
Gounod herdenkt een marionet
De held voor wie de Franse componist Charles Gounod zijn Marche funèbre schreef, was wel iets minder groot en mythisch dan dan Wagners Siegfried. Hij droeg hem op aan een marionet. Wat begon als een pianostuk kreeg vooral bekendheid toen het in een orkestrale versie de begintune werd van een tv-programma van de master of suspense, filmregisseur Alfred Hitchcock. Een vreemde begrafenismars, want de muziek is tegelijkertijd macaber en speels. Het paste wel bij Hitchcock, die in zijn tv-serie Alfred Hitchcock Presents halverwege de jaren vijftig met veel tongue in cheek de meest lugubere verhalen vertelde.
‘Klaagzangen en uitroepen van verdriet’
De Italiaan Giovanni Paisello maakte een Marche Funèbre voor de Franse volksheld Louis Lazare Hoche, een arme sloeber die eind achttiende eeuw opklom van soldaat tot generaal. Er staat een standbeeld van hem in Versailles en Parijs noemde een metrostation naar hem. Zijn dood bracht Paisello ertoe zijn Marche Funèbre a l’occasion de la mort du général Hoche te componeren. Hij schreef het werk in 1797, het jaar dat Hoche stierf. Napoleon was zo onder de indruk, dat hij Paisello inhuurde als hofcomponist. In de partituur van deze begrafenismars schreef Paisello aanwijzingen, zoals ‘verwarring… het lijden en het verdriet van het volk… hernieuwde onrust… klaagzangen en uitroepen van verdriet.’
‘De aarde is niets dan een groot graf’
De Nederlandse componist Henri Messemaekers jr. maakte een begrafenismars ter nagedachtenis aan Prins Alexander, de tweede zoon van koning Willem II. De prins stierf al op zijn 29ste, eenzaam, ver van zijn familie, op Madeira, waar hij in een kuuroord werd behandeld tegen tuberculose. Toen zijn vader Willem II het nieuws over de dood van zijn lievelingszoon vernam, zei hij: ‘De aarde is niets dan een groot graf, dat alle grootheid, eer en roem verslindt.’ Messemaekers stuurde zijn Marche funèbre op aan Willem II met de woorden: ‘Met mijne zwakke compositie heb ik getracht iets tot een aandenken te maken.’ Overigens werd er voor vader Willem II ook een begrafenismars – voor orgel – geschreven door Eduard Grégoir. Uit het muziekarchief van onze Oranjes dook deze Marche Funèbre op “composée sur le mort de Guillaime Deux, roi des Pays-Bas”. Het werk bleef als manuscript in het Koninklijke Huis Archief, met een persoonlijke brief, waarin componist Grégoir, zijn medeleven toont met de plotselinge dood van koning Willem II op 17 maart 1849 in Tilburg. Grégoir was beter bekend als musicoloog en schrijver over orgels, maar hij componeerde ook. Vooral patriottische muziek. Zoals deze Marche Funèbre.
Beethovens fascinatie voor helden en dood
Een cirkel is op zijn mooist als hij rond is, dus we eindigen waar we begonnen: met Beethoven. Hij schreef meerdere begrafenismarsen. Behalve die in zijn Eroica, ook één in zijn Twaalfde Pianosonate. Beethoven droeg het stuk aan zijn weldoener Prins Lichnowsky. Het derde deel ervan draagt de titel Begrafenismars bij de dood van een held. Wie held is, weten we niet. Het stuk werd wel gespeeld bij Beethovens eigen begrafenis. Beethoven groeide op in de tijd van de Napoleontische oorlogen, wat een verklaring is voor zijn fascinatie voor helden en de dood. In deze pianosonate duikt die voor het eerst op.