In de spotlights Janine Jansen

Janine Jansen
Janine Jansen © Harald Hoffmann / Decca

Eigenlijk moet een musicus in een orkest dezelfde vrijheid kunnen ervaren als in een strijkkwartet, vindt violiste Janine Jansen. ‘Ik wil me als solist niet de aap op de rots voelen in het Vioolconcert van Brahms. Mijn streven is om bij en met iedereen te zijn.’ Een ideaal dat de violiste al twaalf jaar lang in vervulling ziet gaan tijdens haar eigen Kamermuziekfestival Utrecht. Eind juni is het weer zover.

‘Als de chemie er is, lijkt de tijd stil te staan’

‘Het is’, zegt ze, ‘onmogelijk iets moois te scheppen als niet iedereen de muziek dezelfde aandacht en liefde geeft. Dat geldt evenzeer voor de solist als voor de tweede violen in een orkest.’ Uiteindelijk is er voor violiste Janine Jansen geen wezenlijk onderscheid tussen symfonische muziek en kamermuziek. ‘Het blijkt eenvoudiger om met vier mensen bij elkaar te gaan zitten, dan met twintig keer zoveel musici, maar je moet er in beide gevallen naar streven dezelfde muzikale vrijheid te voelen.’
Al twaalf jaar is Utrecht het epicentrum van haar eigen Kamermuziekfestival. Daar probeert ze met haar artistieke vrienden de intieme atmosfeer van de huiskamer te scheppen – hoe groot de zaal ook is. ‘Door de jaren heen wordt het voor mij steeds belangrijker om tijd aan elkaar en aan de muziek te kunnen besteden. Tijdens een reizend bestaan van stad naar stad en orkest naar orkest, met in mijn koffer een vioolconcert is dat soms moeilijk, want de schema’s zijn strak. Hoe vol en hectisch zo’n kamermuziekfestival ook verloopt, op één of andere manier vinden we de ruimte om ons samen in de partituren te verdiepen. We ontmoeten elkaar, duiken die zee van noten in, zwemmen er uren in rond en als de onderlinge chemie werkt, lijkt de tijd stil te staan. Dan zijn we waarlijk met elkaar in gesprek.’

‘De aria was zo hemels mooi dat ik hem nauwelijks aan durfde raken’

Jansen verovert de wereld met haar muzikale instinct. ‘Wat ze doet’, zei de Oostenrijkse klarinettist Andreas Ottensamer onlangs, ‘voelt nooit als een vreemd idee. Ze hoeft veel zaken ook nooit uit te leggen, die komen me voor alsof ze zo horen. Zonder veel woorden schept Janine een sfeer, een stijl en een manier van musiceren.’
Maar af en toe moet er tijdens repetities gepraat worden. Dat is ze ook meer gaan doen met de jaren, erkent de violiste. ‘Maar dikwijls kom je ergens veel simpeler door gewoon te spelen en de oren te openen.’ Het verschilt van werk tot werk. Sommige kunnen tijdens het festival nog onder handen genomen worden, voor andere moet je enige tijd van tevoren samenkomen, vertelt ze. ‘In het festival doen we bijvoorbeeld de Goldbergvariaties van Bach, in een bewerking voor strijktrio. Dat is geen muziek die je pas tijdens de festivalweek op de lessenaar kunt zetten. Dus daar zijn we in mei mee begonnen. En dan praten we. Want je moet het hebben over het karakter van de noten en over hoe je ze articuleert. Er is een tijd om te musiceren en er is een tijd om de gedachten achter de noten onder woorden te brengen. Voor mijn gevoel is de aria aan het begin zo hemels mooi dat ik hem eerst nauwelijks aan durfde te raken. De Goldbergvariaties klonken al in mijn kindertijd. Mijn vader speelde ze op klavecimbel en soms op orgel. Thuis lagen de beroemde opnamen van pianist Glenn Gould. Maar er zelf aan beginnen is iets heel anders. Dan krijgt zo’n werk een nog diepere betekenis. Toen we er eenmaal de eerste keer doorheen waren, bleken we er goed over te kunnen praten: over hoe we de bas over altviool en cello konden verdelen, over mijn versieringen. We voelden ons alle drie na deze repetitiedagen zo vol van die muziek, van die zoektocht.’

‘Ik werd verliefd op de stem van de Barrere.’

Dit jaar speelt Jansen voor het eerst tijdens het festival niet op haar vertrouwde Barrere. Ze verruilde hem voor de Baron Deurbroucq. De Italiaan Antonio Stradivari bouwde beide violen in 1727 en de kans is groot dat ze tegelijkertijd aan dezelfde muur van het atelier in Cremona hingen te drogen. ‘Het was geen eenvoudige beslissing’, zegt ze, ‘want de Barrere vormde jaren mijn stem. Ik was ermee vergroeid, er verliefd op. Ik kon met niet voorstellen dat er ooit een ander instrument zou komen. En nog steeds hou ik van hem. Ik zal zijn toon altijd en overal herkennen. Een vioolbouwer uit Londen stelde me voor om de Baron eens te proberen. Dus ik heb ze een poos beide bespeeld. Toen kwam het moment dat ik besefte dat ik met deze andere Stradivarius verder moest gaan. Beide instrumenten zijn op hun eigen manier fantastisch. Deze heeft in de laagte een enorme diepte en rijkdom. Daar viel ik voor. Dat boorde nieuwe inspiratiebronnen aan. Wanneer ik nu de bekende vioolconcerten van Brahms of Tsjaikovski studeer, voelt dat bijna als opnieuw beginnen. Naar alles kijk en luister ik weer met een fris oog en oor. Ik stel mezelf vragen. Waarom doe ik dat? Werkt het wel op deze viool?’

Heifetz bracht de viool naar zijn oor en zei: ‘Ik hoor niks.’

Het klinkt, geeft ze toe, bijna als een liefdesverhouding. ‘Daar heeft het ook wel iets weg van. Ik bouw een band op met de viool en andersom. Als violist ben ik een voorbijganger in zijn leven. Dit instrument bestaat al bijna drie eeuwen. Volgens de overleveringen heeft hierop violist en componist Henri Vieuxtemps gespeeld, en Efrem Zimbalist. Dat stemt me wel nederig. Deze viool zal er na mijn dood ook nog zijn. De Baron Deurbroucq is wat donkerder en mannelijker dan de Barrere. Tijdens de Hongaarse avond, op vrijdag, gaan Rosanne Philippens en ik op beide instrumenten duo’s van Bartók spelen. Dus dan kunnen we de twee violen als broers naast elkaar horen. Daar verheug ik me op.’
De viool, beaamt ze, is haar stemband. ‘Maar we moeten ook niet overdrijven. Er is het beroemde verhaal over Jascha Heifetz die na een recital wordt aangesproken door een vrouw. “Ach”, zegt ze, “wat klinkt uw viool toch mooi.” Waarop Heifetz het instrument naar zijn oor brengt en antwoordt: “Ik hoor niks.” Dat is ook waar. Het instrument maakt niet uit zichzelf muziek.’


in-concert-ikfu-janineLees en luister ook