De vergelijking Brahms

stenen engeltjes
© iStock

Johannes Brahms was er helder over: hij schreef Ein Deutsches Requiem niet voor de doden, maar voor de levenden. Hij wilde dat zijn noten dienden als troost.

brahms-johannes_220x220Johannes Brahms was in de bloei van zijn leven toen hij Ein Deutsches Requiem schreef. De eerste schetsen dateren uit 1856, maar pas na het overlijden van zijn moeder in 1865 pakte hij het werk serieus op. De première in 1869 maakte Brahms op slag beroemd. Dat had te maken met de kwaliteit van de noten, maar ook met het feit dat hij durfde te breken met conventies.
Ook toen al was het requiem, de katholieke dodenmis, een eeuwenoud genre op Latijnse tekst. De naam vloeit voort uit de openingszin: Requiem aeternam dona eis, Domine (Geef hun eeuwige rust, O Heer). Aan die traditie gaf Brahms een
eigenzinnige draai. Uit de Lutherbijbel sprokkelde hij Duitse teksten bij elkaarlka Brahms Requiem. In een moeite door veranderde hij de strekking van het requiem. Liever dan een liturgische dodenmis schreef Brahms troostende muziek voor de nabestaanden. Lees hier de teksten.
We verkennen het stuk via drie opnames. Mariss Jansons en het Koninklijk Concertgebouworkest leveren de recentste versie. Die van Otto Klemperer en het Philharmonia Orchestra gooit hoge ogen sinds het verschijnen in 1961. John Eliot Gardiner en het Orchestre Révolutionnaire et Romantique vertegenwoordigen de ‘authentieke’ stroming, die zich baseert op historische instrumenten en bronnen.


Mariss Jansons (opname 2012)

jansonsEin Deutsches Requiem telt zeven delen voor gemengd koor en orkest. Een baritonsolist meldt zich in deel 3 en 6; de solopartij van deel 5 wordt gezongen door een sopraan. Het openingsdeel, ‘Selig sind, die da Leid tragen’, ontleent z’n donkere kleur onder meer aan het feit dat Brahms de violen achterwege laat. Bijna biddend zet het Groot Omroepkoor in (0:52). Mariss Jansons mengt een verzadigde orkestklank. Luister maar naar het begin van deel 2, een treurmars die ook opklaringen kent (zoals vanaf 0:38).
Bariton Gerald Finley steekt kordaat van wal in deel 3, ‘Herr lehre doch mich’. Zelfbewust spreekt hij God aan: ‘Laat mij weten hoe vergankelijk ik ben’. In deel 6, ‘Denn wir haben hie keine bleibende Statt’, krijgt hij ook mildere passages te zingen (vanaf 1:14). Ze passen bij het ‘geheim’ dat hij openbaart: de mens kan de dood overwinnen. Vanaf 4:24 zingt het koor dan ook uitdagend: ‘Dood, waar is je angel?’


Otto Klemperer (opname 1961)

klemperer-2Sopraan Elizabeth Schwarzkopf en bariton Dietrich-Fischer Dieskau zijn de legendarische solisten die karakter geven aan de opname van Otto Klemperer. Schwarzkopf treedt aan in het vijfde deel, ‘Ihr habt nun Traurigkeit’. Brahms voegde het overigens pas toe nadat een vroege versie van het requiem in première was gegaan. Over haar solo zei Elizabeth Schwarzkopf: ‘De tonen gaan zo hoog, de emotie zo diep.’ Na ruim een halve eeuw heeft haar aanpak misschien een gedateerd tintje, maar Schwarzkopfs gloeivermogen is ongeëvenaard.
Dietrich Fischer-Dieskau werd vooral bekend als herontdekker van de 19de-eeuwse liedkunst. Dat in hem ook een prima operazanger school, wordt duidelijk in deel 6 (vanaf 2:34). Op Wagnersterkte effent hij het pad voor het koor dat vertelt van het bazuingeschal waarmee Het Laatste Oordeel begint.


John Eliot Gardiner (opname 2008)

gardinerJohn Eliot Gardiner plaatst Ein Deutsches Requiem nadrukkelijk in de oude-muziektraditie. Behalve componist was Brahms immers ook een koordirigent met een passie voor muziek uit de Renaissance en Barok. Gardiner leidt zijn opname in met twee motetten van de 17de-eeuwer Heinrich Schütz. Bovendien speelt Gardiners Orchestre Romantique et Révolutionnaire op historische instrumenten. De strijkers gebruiken bijvoorbeeld geen metalen snaren maar darmsnaren, wat een rijke, gevlamde klank oplevert.
Het Monteverdi Choir, gepokt en gemazeld in barokmuziek, klinkt transparanter dan de koren van Jansons en Klemperer. Hoor hoe vastberaden de zangers de treurmars van deel 2 binnenstappen (1:02). Aan deel 4, ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’, geven ze een lichtheid die je niet snel met Brahms associeert.


De vergelijking

Val je voor de historische aanpak van Gardiner, dan kun je ook je licht opsteken bij oude-muziekcollega’s als Nikolaus Harnoncourt en Philippe Herreweghe. Maestro’s als Herbert von Karajan en Sergiu Celibidache leveren een conventionelere, maar niet minder bezielde Brahms. Liever een jeugdiger dirigent? Dan dienen Hervé Niquet en Yannick Nézet-Séguin zich aan.


Aanbevolen opnamen

lka Brahms Requiemlka janine jansen bartoklka mozart requiem


mw-faure-requiem-vk_220x220Lees en luister ook