De vergelijking Weihnachts-Oratorium

glas in lood met musicerende engelen
© iStock

Het kerstfeest kan niet zonder het Weihnachts-Oratorium van Johann Sebastian Bach. Zes kleurrijke cantates belichten het wonder van de geboorte van Christus.

Daar hadden we graag bij willen zijn: Leipzig 1734, kerstochtend. In de Nicolaikerk geeft Johann Sebastian Bach een teken en even later golft feestmuziek over de kerkgangers. De paukenist laat z’n spierballen rollen, de trompetten spetteren. Een koor van jongens en jongemannen valt in: Jauchzet, frohlocket!, juicht nu en jubelt!
Zo begint het Weihnachts-Oratorium (BWV 248), een serie van zes cantates waarin Bach het kerstverhaal verklankt, van de geboorte van Christus tot Driekoningen. Een deel van de muziek heeft hij overgeheveld uit eerdere feestcomposities. Bij dat hergebruik speelde tijdsdruk wellicht een rol, maar vermoedelijk sprak ook componistentrots een woordje mee. Want waarom zou je goed gelukte noten niet nog een keer mogen gebruiken?
De structuur van het Weihnachts-Oratorium herinnert aan die van de Matthäus- en Johannes-Passion. Een Evangelist vertelt het Bijbelverhaal in spreekzang, solisten vertolken de emoties, het koor schiet heen en weer tussen actie en contemplatie. We verkennen het meesterwerk aan de hand van drie versies: de verrassende kijk die Riccardo Chailly gaf vanuit Leipzig, de Britse succesopname van John Eliot Gardiner, en de eigengereide versie van de Vlaming René Jacobs.


Riccardo Chailly (opname 2010)

Zo energiek als Riccardo Chailly stuiven maar weinig dirigenten het Weihnachts-Oratorium binnen. Hoewel de Italiaan geen oude-muziekspecialist is, toont hij met zijn tempo menig barokdirigent de hielen. Chailly, sinds 2005 chef-dirigent van het Gewandhausorchester in Leipzig, heeft bovendien een authentiek Leipzigs trekje in petto. De zingende solisten Martin en Wolfram Lattke zijn eigen kweek van het Thomaskoor, dat ooit door Bach werd geleid. Martin neemt de Evangelistenrol voor z’n rekening, Wolfram zingt de tenoraria’s. Transparantie en vertelkracht zijn de kwaliteiten waarop Chailly zijn solisten heeft gekozen. Zoals de Britse sopraan Carolyn Sampson, die in de aria Nur ein Wink von seinen Händen (cantate 6) bijna dartel bezingt hoe de Almachtige zijn onbeduidende vijanden velt.


John Eliot Gardiner (opname 1987)

Voor de betere koorzang moet je zijn bij John Eliot Gardiner en het Monteverdi Choir. Luister naar het doorzichtige openingskoor van cantate 4, Fallt mit Danken, fallt mit Loben. Net zo bijzonder is de kwaliteit van Gardiners Evangelist, de tenor Anthony Rolfe-Johnson. Tot in de puntjes beheerst hij de kunst van de spreekzang, het recitatief. Ook voor de aria’s lokte Gardiner prominenten naar de studio. Begeleid door twee violen swingt de tenor Hans-Peter Blochwitz door Ich will nur dir zu Ehren leben (cantate 4). In Schliesse, mein Herze, dies seligen Wunder (cantate 3) is peinzen de grote kracht van mezzosopraan Anne-Sofie von Otter. Tot de betoverendste instrumentale muziek van het Weihnachts-Oratorium behoort de Sinfonia waarmee cantate 2 opent. Rond de kerstkribbe laat Gardiner de muziek zachtjes wiegen, met een tedere dialoog tussen engelen (strijkers en fluiten) en herders (hobo’s).


René Jacobs (opname 1997)

Door het extreem lage tempo krijgt de Sinfonia bij René Jacobs een ander karakter: een bijna mystieke aanbidding van het Christuskind. Met des te meer vaart schiet Jacobs uit de startblokken in het openingskoor van cantate 3, Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen. Het ‘Lallen’ (stamelen) accentueert hij door de koorpartijen solistisch in te zetten. Dat Jacobs een eigenzinnige Bachdirigent is, blijkt ook uit de koralen, de koorstukken die Bach schreef rond lutherse kerkliederen. Sinds de oude-muziekrevolutie van de jaren zestig hebben barokdirigenten het tempo van die koralen flink opgevoerd. Maar uitgerekend René Jacobs, een barokpionier, kiest daarin vaak een langzaam tempo. Vergelijk zijn versie van Wie soll ich dich empfangen (cantate 1) met die van Gardiner. Jacobs geeft volop tijd de nuances van deze smeekbede te proeven.


De vergelijking

De uitvoeringspraktijk van Bachs Weihnachts-Oratorium is de afgelopen decennia sterk veranderd. Hoe dirigenten het vroeger aanpakten, valt te horen bij Karl Richter en Kurt Thomas. Koordirigenten als Eric Ericson en Peter Dijkstra besteden uiteraard bijzondere aandacht aan de koorzang. Wie fan is van de authentieke uitvoeringspraktijk, kan onder meer terecht bij de barokcoryfeeën Ton Koopman, Philippe Herreweghe en Nikolaus Harnoncourt.


Lees en luister ook