De vergelijking Rhapsody in blue

tekening details klarinet
iStock © Illureh

Vallen klassieke muziek en jazz te combineren? Al in 1924 vond George Gershwin een swingende oplossing: de jazzy klassieker Rhapsody in blue.

New York, 12 februari 1924. De jazzband van Paul Whiteman geeft een educatief concert. De titel luidt:
gershwin-whiteman-2‘Een experiment in moderne muziek’. Het programma is lang, de ventilatie werkt niet en het publiek wordt onrustig. Tot de soloklarinettist een nieuw stuk inzet. Hij begint met een lage triller en kruipt langzaam omhoog. Even jankt hij als een sirene en dan glijdt hij in een swingende melodie.
Welkom bij Rhapsody in blue. De pianist die in New York meespeelt is ook de componist: Jacob Gershwine, ofwel George Gershwin (1898-1937), de zoon van Russisch-joodse immigranten. Schrijf een stuk dat jazz en klassiek combineert, had bandleider Whiteman hem gevraagd. Tijdens een treinreis naar Boston zag Gershwin de muziek opeens voor zich. Hij wilde ‘de smeltkroes Amerika’ combineren met ‘de waanzin van de grote stad’.

In 1927 zijn er van Rhapsody in blue al een miljoen platen verkocht. En nog altijd is het stuk een jazzy klassieker. Voor muzikanten luidt steevast de vraag: in welke porties meng je klassiek en jazz? Hoe bepaal je de verhouding tussen strak in de maat en swing? Drie exemplarische opnamen kiezen elk een andere oplossing.


Leonard Bernstein (opname 1959)

Rhapsody in blue wordt het beroemdst in een arrangement voor piano en symfonieorkest uit 1942. De maker is Ferde Grofé, de vaste pianist van Whitemans band die ook al de oorspronkelijke jazzbandversie van het stuk voor z’n rekening had genomen. De muzikant die Rhapsody in blue na de Tweede Wereldoorlog de hitlijsten in schiet, heet Leonard Bernstein. Zijn opname uit 1959 met het Columbia Orchestra is legendarisch. Eigenlijk, vindt Bernstein, is Rhapsody in blue helemaal geen compositie. Hij ziet het stuk eerder als ‘een sliert afzonderlijke hoofdstukken die aan elkaar zijn geplakt.’ Dat bedoelt hij allerminst denigrerend. ‘De thema’s zijn fantastisch, geïnspireerd, van God gegeven.’
Bernstein geeft aan de noten een lome swing. In de solo’s klinkt hij als een ontspannen cafépianist met een peuk in de mondhoek. Tegelijkertijd houdt hij als dirigent de teugels strak. Tussen klassiek en jazz vindt Bernstein een ideale balans.


Wayne Marshall (opname 2004)

De Amerikaanse dirigent Michael Tilson Thomas haalt in 1976 een stunt uit. Hij combineert de oorspronkelijke jazzbandversie van Rhapsody in blue met een pianoarrangement dat door Gershwin op een pianorol is ingespeeld. Sindsdien is die jazzbandversie – meer blazers, minder violen – populair. In 2004 grijpt ook de Britse dirigent en toetsenist Wayne Marshall ernaar, in een opname die hij maakt met het Aalborg Symphony Orchestra.
Marshall blinkt uit in Gershwins nerveuze grotestadskant. Hij zet er bij vlagen een fiks tempo in. Keurig afwerken heeft niet zijn prioriteit. Soms jenst Marshall op de hoge toetsen, of laat hij de Aalborgers klinken als een dansorkest. Zijn solo’s wekken doorlopend de indruk dat hij ze ter plekke verzint – het keurmerk van de jazz. En authentiek bovendien, want ook George Gershwin zat tijdens de première te improviseren. ‘Wacht op knikje’, las bandleider Whiteman dan in de partituur.


gershwinStefano Bollani (opname 2010)

De jazzpianist Stefano Bollani en dirigent Riccardo Chailly kijken er weer anders tegenaan. Maar al te vaak, vinden de Italianen, wordt Rhapsody in blue overgoten met een wee romantisch sausje. Ook zij spelen de jazzbandversie, maar geven die een eigentijdse allure: doorzichtig en ritmisch pregnant.
In de afgewogen klankmengingen van het Gewandhausorchester uit Leipzig hoor je Chailly’s analytische, klassieke oor. Stefano Bollani gaat mee in de ritmische drive, maar kent ook ‘talmende’ momenten. Die ontlenen hun spanning aan de vraag: welke kant gaat hij op? De twee leveren glanzende perfectie, terwijl hun uitvoering toch swingt en dampt.


De vergelijking

Met Rhapsody in blue kun je alle kanten op: van de lome Bernstein tot de nerveuze Marshall en de heldere Bollani. Neem bijvoorbeeld de versie voor twee piano’s van de zussen Katia en Marielle Labeque of die van de veelbelovende nieuwkomer Benjamin Grosvenor. Terug naar de bron kan natuurlijk ook, zoals in opnames uit 1924 en 1927 met George Gershwin.


klarinetLees en luister ook