Op de hoogvlakten ten zuiden van Madrid ligt het Spaanse Versailles. In de zestiende eeuw verrees uit deze grond het Palacio Real de Aranjuez, een koninklijk zomerverblijf. Later mocht ook de adel zich hier huisvesten en groeide Aranjuez uit tot een kleine provinciestad. In de winter zijn de beroemde paleistuinen kaal en kil. En binnen vormen de koninklijke verblijven een doolhof van wansmaak. In de muziekkamer van koningin Isabel II hangt boven de prachtige vleugel het Bijbelse tafereel van Job op de mestvaalt. Het stinkt naar kitsch. Deze grond is een bedevaartsoord voor de klassieke gitaar. Een zomerse huwelijksreis inspireerde de Spaanse componist Joaquin Rodrigo (1901-1999) in de jaren dertig van de vorige eeuw tot zijn beroemde Concierto de Aranjuez. Elk instrument kent wel een jaloersmakend mooi concert. En Rodrigo schreef het voor de gitaar. Aranjuez heeft hij nooit gezien, want de componist was blind sinds zijn derde jaar, maar hij rook de geuren van de bloemen, hij hoorde de zomerbries in de bomen en zijn vrouw vertelde hem de rest. Voor de manier waarop Rodrigo deze plek in noten schilderde, verhief de Spaanse koning hem in de adelstand. En de Marqués de los Jardines de Aranjuez ligt begraven in deze koninklijke grond. ‘Duisternis was mijn vaders domein,’ zegt Cecilia Rodrigo (72). ‘Van daaruit schiep hij zijn muziek.’
Opname van Miloš Karadaglić
Ze dwaalt door de gang van Hotel Parador, een oude gevangenis, in het nabijgelegen middeleeuwse stadje Chinchón. Vanuit de lobby kijkt Cecilia Rodrigo uit over het ronde dorpsplein dat in de zomer dient als arena voor stierengevechten. Ze herinnert zich haar kinderjurken met aangenaaide belletjes, zodat haar blinde vader zijn dochter altijd kon vinden. Pas op oudere leeftijd begon ze zich te interesseren voor zijn muzikale nalatenschap. Na zijn dood erfde Cecilia Rodrigo ook haar vaders adellijke titel. Ze mag zich Markiezin van de Tuinen van Aranjuez noemen. Cecilia Rodrigo verblijft in Chinchón om een nieuwe opname van het Concierto de Aranjuez ten doop te houden. De jonge Montenegrijnse musicus Miloš Karadaglić (30) heeft het opnieuw vereeuwigd. De gitaar is een stiefkind, en of het zich aan die rol kan ontworstelen, hangt af van een charismatische virtuoos, die eens in de zoveel decennia langskomt. Er zijn genoeg apostelen voor piano, viool en cello. Ook blazers hebben niet te klagen, want ze zijn niet weg te denken uit de orkestfamilie. Maar de gitaar blijft een klassieke buitenstaander.
Spaanse componisten, zoals Francisco Tárrega (1852-1909) en Manuel de Falla (1876-1946) zorgden ervoor dat de volkse gitaar ook werd omarmd door de ‘hogere kunst’. Rodrigo bevestigde die status definitief met zijn iconische Concierto de Aranjuez in 1939. Miloš vergelijkt het instrument met een aaibare, kleine kat: rustig en elegant, maar ook trots. ‘Veel mensen zeggen: “De gitaar heeft weinig volume, hij komt niet ver in de concertzaal.” Het is niet waar. Als je zacht spreekt, luisteren mensen beter. Het gaat juist om intensiteit. Jazz-trompettist Miles Davis bewerkte het langzame deel van het Concierto de Aranjuez voor zijn Sketches of Spain. Hij zei: “Hoe zachter je het speelt, hoe sterker het wordt.” Het is maar waar je op focust. Ik richt me altijd op de kracht van het instrument, niet op zijn begrenzingen.’ Waarom nu juist Rodrigo’s Concierto de Aranjuez uitgroeide tot de Bijbel voor de gitaar, daarop moet Miloš het antwoord schuldig blijven. Misschien, denkt hij, omdat musicus en luisteraar elke keer iets nieuws kunnen ontdekken. Of Rodrigo’s blindheid een rol speelde, dat vraagt hij zich ook wel eens af. ‘Wie vanaf zijn derde in duisternis leeft, schept licht op andere manieren dan wij gewend zijn. En het contrast tussen licht en donker is toch symbolisch voor alles wat wij mensen doen – ook in muziek en beeldende kunst. Dat boeit. Rodrigo slingert ons heen en weer tussen vederlichte gevoelens en zwarte melancholie.’
Tijl Beckand vertelt over Rodrigo en zijn Concierto de Aranjuez