Componist Franz Schmidt

Met de release van de vier symfonieën van Franz Schmidt vestigt dirigent Paavo Järvi de aandacht weer eens op deze veronachtzaamde componist. Zijn vader, Neeme Järvi, brak al eerder een langs voor Schmidt met een registratie van dezelfde vier symfonieën en zijn broer Kristjan legde Schmidts oratorium Das Buch mit Sieben Siegeln al eens vast. Maar hoewel Schmidt ook op de menukaart heeft gestaan van dirigenten als Nikolaus Harnoncourt, Franz Welser-Möst en Zubin Mehta is hij nog steeds geen gemeengoed.

Franz Schmidt

22 december 1874 – 11 februari 1939

Eigenlijk is het zijn eigen schuld dat hij na de Tweede Wereldoorlog naar de rand van de bladzijden over de westerse muziekgeschiedenis verdween. De Oostenrijkse cellist, pianist en componist Franz Schmidt bleef in zijn werk zo ongeveer steken waar Mahler gebleven was. Sterker nog Gustav Mahler was in zijn Negende en vooral in het Adagio van zijn Tiende Symfonie vele malen moderner dan Schmidt ooit zou worden. En dat is funest als het grootste deel van de dragers van de muziekhistorie net na de Tweede Wereldoorlog alle romantische schepen die herinneren aan het Duitse Rijk achter zich wil verbranden.
Daarbij had Schmidt ook nog een naïeve fout begaan die hem hoogst verdacht maakte. Na de Anschluss van Oostenrijk bij nazi-Duitsland, kreeg Schmidt de opdracht een patriottische cantate te schrijven voor de overwinnaars met als titel Deutsche Auferstehung. Schmidt begon aan het werk, kreeg waarschijnlijk gewetenswroeging en maakte het nooit af. Wel ging er een door Robert Wagner voor uitvoering gereed gemaakte versie in 1940 in première. Hetzelfde jaar waarin, oh pijnlijke ironie, Schmidts eerste vrouw de dood vond in het mensonterende euthanasieprogramma van de nazi’s.

Nazi-sympathisant

Waarschijnlijk om de vieze smaak van de cantate weg te werken, begon Schmidt twee maanden voor zijn dood nog manmoedig aan twee opdrachten (het Kwintet in A voor piano, klarinet en strijktrio en de Toccata in D) voor de eenarmige pianist Paul Wittgenstein. Schmidt had al eerder werk voor hem geschreven, zoals het Pianokwintet in G en het Pianoconcert in Es voor de linkerhand uit 1934. Dat Wittgenstein van Joodse afkomst was en na de Anschluss gevlucht was naar de Verenigde Staten woog niet op tegen de schade die het in eerste instantie aannemen van de opdracht voor de cantate teweeg had gebracht. Schmidt kreeg ten onrechte de naam een nazi-sympathisant te zijn. Vrij dodelijk voor een gooi naar eeuwige roem na de aardse dood.

Orgel

Dat Schmidt gevraagd werd door de Duitse overheersers is niet zo gek. Hij werd op dat moment beschouwd als een van de belangrijkste sleutelfiguren van het Oostenrijkse muziekleven. Tot zijn gezondheid hem in 1937 steeds meer in de steek liet was hij vanaf 1925 directeur van de Wiener Musikakademie, de huidige Universität für Musik und darstellende Kunst Wien. Daarvoor had hij als docent piano, cello, contrapunt en compositie ook al een grote invloed.
Schmidt groeide op in het huidige Bratislava, Slowakije dat destijds tot het Oostenrijks-Hongaarse rijk behoorde. Zijn moeder was een uitstekend pianiste en fungeerde als zijn eerste docent. Toch kwam de liefde voor de muziek ergens anders vandaan: het kerkorgel. ‘De muziek is via het kerkorgel mijn ziel binnengekomen’, schreef Schmidt al eens. ‘De piano interesseerde mij eigenlijk weinig; ik probeerde op het instrument slechts het orgel na te bootsen’. Als jonge jonge had hij een tijd orgelles van de Franciscaner monnik Pater Felizian die hem ooit zei dat zijn fascinatie voor het orgel in zijn symfonieën terug te horen was.

Bruckner en Mahler

Hoewel Schmidt later als niet-organist opvallend veel werk voor orgel zou schrijven, won de piano het uiteindelijk en koos hij, inmiddels verhuisd naar Wenen, voor een studie piano, cello en muziektheorie. Hij kreeg les van onder anderen Anton Bruckner en studeerde in 1896 cum laude af. Zijn professionele leven begon als cellist bij de Weense staatsopera, waar hij veelvuldig onder leiding van Gustav Mahler speelde en in 1914 koos hij voor het docentschap aan de Wiener Musikakademie.
Schmidt was toen al meer componist dan uitvoerend musicus. Zijn status begon te groeien met zijn Eerste Symfonie uit 1896, een werk in de geest van Schubert, Brahms en Bruckner, en werd bevestigd met zijn opera Notre Dame, naar De klokkenluider van de Notre Dame van Victor Hugo, die hij voltooide in 1906 en die in 1914 in première ging. Vooral het instrumentale Intermezzo uit deze opera bleef jarenlang een ‘hit’ op de orkestpodia. De opera Fredigundis die hij in 1921 voltooide, werd daarna een teleurstellende flop.

Barokke oratoriumtraditie

En dat terwijl juist deze opera de sleutel is naar Schmidts latere werken zoals zijn Derde en Vierde Symfonie en het oratorium Das Buch mit Sieben Siegeln gebaseerd op het Bijbelboek Openbaringen. Het oratorium, geschreven tussen 1935 en 1937, geldt als Schmidts meesterwerk. Niet alleen werd het beschouwd als een waarschuwing voor alles wat op het internationale politieke toneel ging komen, maar ook als een briljante contemplatie en een ‘gebed’ waarin het geloof in het goede der mensheid overeind bleef. Schmidt wist in dit oratorium aan te sluiten bij de Duitse barokke oratoriumtraditie en die te versmelten met een muzikale taal waarin de romantische tonaliteit tot het uiterste wordt opgerekt.

Klaagzang

Hoewel dit oratorium inderdaad veel meer aandacht verdient, is en blijft Schmidts meest briljante en meest persoonlijke werk zijn Vierde Symfonie uit 1933. De componist noemde het ‘een requiem voor mijn dochter’. Zijn dochter Emma was in 1932 overleden tijdens de geboorte van haar eerste kind. Schmidt, die ook al te maken had met een geesteszieke eerste vrouw die vanaf 1919 in sanatoria verbleef, stortte in en schreef een jaar later alle ellende van zich af. Vooral het tweede deel, Adagio, is een meesterlijke klaagzang. En toch, als aan het einde van de symfonie de trompetmelodie van het begin terugkeert, klinkt er zoals steeds bij Schmidt weer een sprankje hoop.

Onbegrensd optimisme

Misschien is dat wel het grootste probleem in de waardering voor Schmidt geweest: zijn onbegrensd optimisme. Hoewel zijn taal zich steeds meer verrijkte met vergaande chromatiek, bleef hij doorgaans aan de zonnige, ongecompliceerde kant van zijn muzikale voorbeelden uit de romantiek. Pas als we door deze oppervlakte van schoonheid en luchtigheid heen luisteren, ontwaart zich, net als in veel werk van Mozart, een zweem van tragiek, een fundament van een diep doorvoelde betrokkenheid bij alles wat er in zijn leven gaande was. Wat dat aangaat laten de vier symfonieën in de vertolking van Paavo Järvi zich beluisteren als dagboeken van de eerste helft van de twintigste eeuw in Oostenrijk.


bruckner 220Lees en luister ook