Snapshot Klassiek Orkestsoap

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op maandagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Orkestsoap

Ik zag laatst Fellini’s ‘Prova d’orchestra’ weer eens. Tjonge, wat een toestanden. ‘Het is maar een film’, zou je zeggen, maar ik zweer dat de meeste orkestmusici iets herkennen. Want de hiërarchie die soms te extreem wordt gepraktiseerd, en de muzikale muggenzifterij met te veel mensen op een klein oppervlak kunnen onrust veroorzaken. De manier waarop een dirigent zich opstelt heeft daar vaak mee te maken.

Tegenwoordig komt het minder vaak voor. Kijk, hiërarchie moet er zijn, maar het ouderwetse militante model is uit de tijd. De anarchie zoals die bij Fellini uitbreekt, heb ik gelukkig niet meegemaakt. Maar ik herinner me akkefietjes uit mijn beginjaren als concertmeester waarvan ik hoop dat ze niet meer voorkomen. Al las ik een artikel over Daniel Barenboim bij de Staatsoper Berlin waaruit het tegendeel blijkt.

Die akkefietjes gebeurden een paar keer bij buitenlandse orkesten, waar ik gastconcertmeester was. Zo was er de Russische tirannieke dirigent – geen namen, dit is niet de Privé – die zo woest werd omdat het niet klonk zoals hij wilde, dat-ie zijn dirigeerkruk met veel geweld door de ruimte smeet en wegliep. Het orkest in doodse stilte achterlatend. Ik was jong en onervaren en wist niet wat ik moest doen. Als ik het me goed herinner zijn we maar aan de koffie gegaan, en een dag later bij het concert deed iedereen alsof er niks gebeurd was.
Of de Amerikaan – het begint met een M en eindigt op -aazel – die de ene na de andere belediging over het orkest heen slingerde, en voortijdig het pand verliet omdat-ie geen zin meer had. Terwijl het orkest – allemaal jonge en bloedfanatieke musici – tot het gaatje ging om de maestro te behagen.

Het pittigste voorval speelde zich af tijdens een tournee. De dirigent gedroeg zich zo respectloos dat sommige musici nauwelijks durfden te spelen. Ik liet me ontvallen wat ik ervan vond – dom, dom, dom – tegen een vrouwelijke collega. De dame in kwestie – beledigd dat ik was gevraagd, want zij was immers de prima donna – liep linea recta naar de dirigent om hem te vertellen wat ik had gezegd. De volgende ochtend werd ik in het hotel aan zijn ontbijttafel ontboden. Of ik wist waar ik mee bezig was. Letterlijk vertaald. En hoe ik het in mijn hoofd haalde over hem te praten. Dat-ie over lijken ging, en het hem geen bal interesseerde dat er mensen bang waren. En dat hij mijn carrière kon maken en breken. Die laatste zin, ja, hij zei het echt.

Diezelfde dag na het concert schijnen zich in de hotelbar meer kleurrijke taferelen te hebben afgespeeld. Een schreeuwende dirigent, woedende orkestleden, scheldpartijen, een collega die ter plekke ontslag nam, enfin, Fellini zou in zijn handen hebben gewreven. Ik zat in een café en had de soap gemist. Tot mijn spijt, maar ook weer niet. Na de tournee cancelde ik de weken die ik daarna nog met het orkest zou spelen. You win some, you lose some.

Doe normaal, zeg ik nu, machtsmisbruik is niet oké. Maar in mijn beginjaren was dat een brug te ver. Nog niet zo lang geleden stoorde ik me aan een dirigent die zelfs tijdens concerten aanwijzingen en opmerkingen bleef snauwen. Ik vroeg hem vriendelijk om ermee te stoppen omdat het een averechts effect had op het orkest. Verbaasd keek hij me aan. ‘Maar dat doe ik altijd! Neem het niet persoonlijk.’

Kunst is communiceren. En communiceren is een kunst.


Lees en luister ook