Snapshot Klassiek Het violistenrijtje

Cécile Huijnen is violiste. Ze heeft een duo Huijnen & Hopman, is concertmeester van het Gelders Orkest, is solist en maakt kamermuziek. Daarnaast is zij gastpanellid bij het radioprogramma Diskotabel. Cécile schrijft korte verhaaltjes over het dagelijks leven van een musicus die een kijkje in de keuken bieden. Het zijn columns met een knipoog, over vooroordelen, imago, achtergronden en de rock & roll van de klassieke muziek. Iedere twee weken op maandagavond kun je haar nieuwe column beluisteren op Radio 4 en lezen op Classics To Go.

Het violistenrijtje

Hoe werkt dat nou eigenlijk, al die violisten die – in een rijtje achter elkaar – allemaal hetzelfde zitten te doen?

Ik vraag het me ook nog steeds af. Zoveel verschillende persoonlijkheden, en ieder individu heeft andere muzikale wensen en ideeën. Een dirigent moet ze zover zien te krijgen dat ze met zijn interpretatie meegaan. Een lastig klusje.
De ene violist doet niet moeilijk, maar de ander probeert er toch een beetje zijn eigen ding in te fietsen. Voor allebei valt wat te zeggen. De violist die volgt, zonder al te veel persoonlijke wensen, geeft rust. Met de schaarse repetitietijd in ons hectische vak is dat prettig. Maar mensen met initiatief, die spelen op het scherp van de snede, zijn ook essentieel. Al moet het een beetje binnen de perken blijven, anders ga je als collectief de mist in.

Het is interessant als verschillende types aan dezelfde lessenaar zitten. In het beste geval vullen ze elkaar aan. Maar het levert ook weleens irritaties op, vooral als de een op muzikaal vlak iets totaal anders voelt dan de collega ernaast.
De lessenaar delen met een collega die op dezelfde golflengte zit is heerlijk. Je geeft elkaar energie en zit samen in een flow. Ik heb die luxe in mijn orkest, met een dijk van een tweede concertmeester naast me. We voelen elkaar muzikaal aan, we hebben dezelfde timing en manier van spelen, en we lachen om dezelfde grappen. Een zegen als je veel naast elkaar zit. Achter ons wisselen de tuttispelers iedere week van plek. Je zit nu eens vooraan, dan weer achteraan, en altijd naast een andere collega. Die afwisseling is fijn, en het maakt iedereen flexibel.

Karakterverschillen zijn ook zichtbaar, vooral in een repetitie. De een heeft niet in de gaten dat er iets wordt doorgegeven of veranderd. Misschien zit-ie net in een gezellig gesprek of droomt hij even weg. Een ander zit er altijd bovenop, en gaat zich zitten opvreten als de concertmeester of collega’s voorin veranderingen niet duidelijk doorgeven. Soms kan iemand zich dan niet meer inhouden en roept: ‘Hoe zit het nou?’ Een derde komt liever in de pauze langs: ‘Het loopt niet lekker bij ons achteraan’.

Achteraan zitten is verdomd lastig. Muzikale details, aanwijzingen, alles komt indirecter aan. Je hoort minder van de rest van het orkest, waardoor je het gevoel hebt dat je in je eentje op een eiland zit. De een speelt daarom liever wat voorzichtiger. De ander doet er gewoon een schepje bovenop. ‘Die Stellung halten’, zegt een moedige collega dan.
Soms ga ik in een repetitie zelf even achteraan zitten. Om te ervaren hoe het is, en om te ontdekken wat ik vooraan kan doen om het achteraan makkelijker te maken. Het kan zijn dat ik meer naar de groep toe moet draaien, of iets op een andere manier moet aangeven.

Ik zou weleens op de plek van de trombones willen zitten, of van de pauken. Er zit niemand achter je, en je hebt overzicht. Je ziet de strijkers zwoegen, en je kan lekker het publiek inkijken als je niks te doen hebt.

Morgen ga ik naar de trombonewinkel.


Lees en luister ook