Focus Riccardo Chailly

chailly
Riccardo Chailly / Decca © Gert Mothes

Maestro Riccardo Chailly keert terug naar de plek waar hij zijn dirigentenloopbaan zo’n veertig jaar geleden als leerling begon. Hij moet de oude luister herstellen in het Milanese operahuis La Scala.

Terugkomen ‘op het ergste moment in de geschiedenis’

scalaIn de ogen van veel Italianen vertegenwoordigt het Milanese operahuis La Scala een wereld van glans en goud. ‘Machthebbers vieren in dit theater de rijkdom die ze over onze ruggen verwerven, met een parade van limousines, rolexen en bontjassen’, schreeuwden flyers die de afgelopen week in Milaan circuleerden. Afgelopen zondagavond marcheerden duizenden mensen naar La Scala voor een luid protest tegen de bezuinigingen in Italië. In de straten van Milaan voerden duizend agenten van de oproerpolitie een veldslag met een deel van de demonstranten – binnen dirigeerde chef Daniel Barenboim Beethovens Fidelio. Hoewel La Scala in de ogen van de gemiddelde Italiaan nog steeds een symbool van welvaart is, gaat de financiële crisis niet aan het theater voorbij. Overal in Italië dreigen operahuizen om te vallen en zijn directies en personeel vaak verwikkeld in een verbitterd onderling gevecht over bezuinigingen. Dat gebeurt onder meer in de hoofdsteden van de opera, zoals Rome en Napels.
‘Op dit ergste moment in de geschiedenis’, zoals hij het zelf noemt, besloot dirigent Riccardo Chailly terug te keren naar zijn geboortestad Milaan, naar La Scala, om daar – met ingang van januari – de nieuwe chef-dirigent te worden. Ruim veertig jaar geleden begon hij in dat theater zijn loopbaan, negentien jaar oud, als assistent van Claudio Abbado.

‘Mijn vaders muziek begeleidde mijn kinderdromen’

In de tussenliggende vier decennia legde de Italiaan een lange weg af, waarvan de nieuwe cd-box The Art of Riccardo Chailly muzikaal verslag doet. De vroegste opname dateert van begin jaren tachtig: de Vijfde Symfonie van Tsjaikovski. ‘Ik aanbid zijn muziek’, zegt Chailly, ‘en heb die liefde nooit vergeten, ook al dirigeer ik Tsjaikovski – om allerlei uiteenlopende redenen – zelden meer.’
De meeste dirigenten komen pas op latere leeftijd tot wasdom, maar Chailly stond er al als kind. Hij was nog maar vijftien, toen Claudio Scimone hem uitnodigde om zijn I Solisti Veneti te dirigeren in Padua, nadat hij Chailly een jaar eerder hoorde en zag bij een examen aan het conservatorium van Perugia. Het kon ook bijna niet anders dan dat de jonge Riccardo zou uitgroeien tot musicus. Zijn vader Luciano was componist. ‘Mijn eerste herinneringen’, zegt Chailly, ‘zijn pianoklanken die mijn vader voortbracht als hij in de avonduren en nacht zat te schrijven. Je zou kunnen stellen dat zijn muziek mijn kinderdromen begeleidde.’
In eerste instantie probeerde Luciano een muzikale loopbaan van zijn zoon te ontmoedigen, want hij wist uit eigen ervaring hoe hard dat bestaan kon zijn. Maar hij aanvaardde uiteindelijk dat Riccardo zijn eigen pad koos. In zijn boek I personaggi schrijft Luciano Chailly: ‘Mijn zoon Riccardo gaf me op zijn zestiende – na een moeilijke jeugd – een van de grootste geschenken van mijn leven. Nadat hij zijn weg had gevonden en het bloed van de muziek in zijn aderen had ontdekt, dirigeerde hij als eindexamen mijn eerste Improvisazione. Vanaf die dag sprak de hele Milanese muziekwereld over hem.’

‘Het Koninklijk Concertgebouworkest wilde altijd overtuigd worden’

kcoGrote orkesten dongen naar de gunsten van de jonge dirigent. En met vele ervan werkte Chailly. Maar het vruchtbaarst was zijn 16-jarige verbintenis met het Koninklijk Concertgebouworkest. De Italiaan gaf een prachtige vervolg aan de beroemde Bruckner- en Mahler-traditie van het orkest. En meer dan enige voorganger leidde hij het Amsterdamse orkest ook de muzikale wereld van de laatste helft van de twintigste eeuw binnen. De helft van de zestien cd’s uit The Art of Riccardo Chailly is aan het Koninklijk Concertgebouworkest gewijd, ‘dat gezelschap van virtuozen’, zoals hij ze eens noemde in een documentaire rond Messiaens Turangalila-Symfonie, een van de onvergetelijke werken uit de historische box, die in Amsterdam tot stand kwam. Dat geldt ook voor Bartóks Concert voor Orkest, Mahlers Vijfde, Dvoraks Nieuwe Wereld, de Petroesjka en Pulcinella van Stravinsky, de Boléro van Ravel en De Schilderijententoonstelling van Moessorgski. ‘Ik merkte meteen bij mijn aantreden’, vertelt Chailly, ‘dat de musici van het Koninklijk Concertgebouw niet iets als vanzelfsprekend aannemen. Ze hebben een open geest, maar ze wilden van mijn aanpak overtuigd worden, wensten alles te weten over het hoe en waarom. Het mooie was uiteraard, dat het orkest de werken vervolgens ook met heilig vuur speelde.’

‘Bij de jonge Mendelssohn vloeiden de mooie melodieën vanzelf uit zijn pen’

gewandhausNa zijn Amsterdamse jaren vertrok Chailly naar het Gewandhausorchester in Leipzig, waar hij zich vanuit zijn modernistische achtergrond vooral ging bezig houden met de oude muziek. Een traditie die in de eerste helft van de negentiende eeuw begon bij zijn voorganger Felix Mendelssohn. Als de chef-dirigent van het Gewandhausorkest bracht de jonge componist de muziek van Bach en Händel opnieuw tot leven. Chailly kon in Leipzig meer dan in Nederland – het land van barokspecialisten – zich verdiepen in de componisten uit de achttiende eeuw. En natuurlijk brak hij ook een lans voor Mendelssohn zelf, onder meer met nieuwe versies van de Schotse Symfonie en de orkestouverture De Hebriden en een reconstructie van het nooit voltooide Derde Pianoconcert. ‘Er doet zich iets vreemds voor bij Mendelssohn’, vindt Chailly. ‘In zijn jonge jaren lijkt het wel alsof het genie hem beheerst en de prachtige melodieën vanzelf uit zijn pen vloeien. Maar dan komt er een omslag, waarbij de zelfkritiek gaat overheersen en Mendelssohn eindeloos aan werken begint te schaven. Soms maakt dat de muziek er niet beter op. Daarom is het interessant om naar de oerversies te kijken.’


lka chaillyLees en luister ook