Legende Luciano Pavarotti

Decca /© Christian Steiner

Zijn handelsmerk was een glasheldere stem die je uit duizenden herkent. De Italiaanse tenor Luciano Pavarotti stal de harten van mensen voor wie opera een wereldvreemd fenomeen was. Hij was in vele opzichten bigger than life. ‘Zo’n zanger komt maar eens in de eeuw langs’, zei een beroemde dirigent.

‘Mijn papa is tenor en ik ben tenoortje’

Om half twee in de nacht van 12 oktober 1935 komt er een kind ter wereld in een woonkazerne in het Italiaanse Modena. Zijn eerste levensteken blijkt geen gehuil, maar een schreeuw die meerdere medebewoners wekt. ‘Dit wordt een tenor’, roept zijn moeder. De kleine Luciano Pavarotti krijgt het talent niet van een vreemde. Zijn vader Fernando is een goede tenor, maar met podiumangst. En bovendien heeft hij zijn hart verpand aan het bakkersvak. Dat beroep biedt in de chaotische jaren dertig en veertig meer zekerheid dan een loopbaan als operazanger. Sterker nog, de baan redt zijn leven in de oorlogsjaren. Hij staat op het punt om met medegevangenen weggevoerd te worden naar een wisse dood, als een officier zich het lekkere brood van Fernando Pavarotti herinnert. De militair haalt hem uit de rij. ‘Nee, niet de bakker’, zegt hij.
Het is de platenverzameling van zijn vader die de jonge Luciano op ideeën zal brengen. Hij hoort de stemmen van de sterren uit vervlogen tijden als Enrico Caruso en Tito Schipa. Net drie jaar oud, vertelt zijn moeder, klimt hij op een stoel, steekt zijn wijsvinger omhoog en verkondigt: ‘Mijn pappa is tenor en ik ben tenoortje.’ Twee jaar later geven zijn ouders hem een speelgoedgitaar. Luciano begeleidt zichzelf ermee op de binnenplaats van de woonkazerne in de romances die hij op de platen van zijn vader hoort. De mensen gooien toffees en chocolaatjes naar beneden als beloning. En soms – vroeg in de ochtend of laat in de avond – sturen ze hem weg. Dan schreeuwen de andere bewoners door de ramen: ‘Nu is het genoeg, Luciano!’

‘Ik wist dat ik een fenomenale stem ontdekt had’

Zestien gezinnen wonen er in het blok met de binnenplaats. Altijd lonkt er wel een avontuur voor de kleine Pavarotti. ‘Geen kind heeft zo lang en met zoveel overgave kunnen spelen als ik’, vertrouwt hij zijn vriend en biograaf Candido Bonvicini toe. ‘Ik dacht niet aan de toekomst. Welk kind doet dat nu? Ik nam de dagen zoals ze kwamen en ze waren allemaal even mooi.’
Het gezin moet sappelen voor zijn bestaan. Hij slaapt op een opklapbed in de keuken. ‘Gelukkig zijn ondanks de armoede is iets prachtigs’, zal Pavarotti later zeggen. Op zijn vader na wordt hij thuis omringd door vrouwen. Ze aanbidden hem. En hij hen. De Italiaanse muziekcriticus Rodolfo Celletti zal deze adoratie terug horen in zijn zang. ‘Zijn stem brengt meer een verering dan een verliefdheid tot uitdrukking voor een geïdealiseerde vrouwenfiguur.’
Na de oorlog begint de tienjarige Pavarotti met zijn vader vespers in de kerk te zingen. Twee jaar later bezoekt hij de schouwburg in Modena om de beroemde tenor Beniamino Gigli te beluisteren. Na afloop van het concert dringt hij zich door de menigte van bewonderaars naar voren, en vliegt de zanger in de armen. ‘Wanneer ik groot ben, zal ik ook tenor zijn’, zegt hij. ‘Goed zo’, antwoordt Gigli. ‘Maar je zal hard moeten werken. Het studeren houdt nooit op.’
Het is de eerste les die Pavarotti krijgt. Als het tijd is om te kiezen voor een toekomst, slaat de twijfel toe. Hij besluit een baan te nemen als onderwijzer, en verzekeringsagent. In dat laatste blinkt hij uit met zijn kinderlijke charme. Maar Pavarotti wil zijn droom om zanger te worden niet opgeven. In de buitenwijken van Modena doet hij op zijn twintigste auditie bij zangleraar Arrigo Pola. ‘Ik wist meteen dat ik een fenomenale stem ontdekt had’, zegt Pola.

‘We hadden geen geld, maar geloofden in de toekomst’

De lessen zijn het begin van een lange en gestage weg. Pavarotti bestrijdt het idee dat – zoals een Amerikaanse journalist eens opmerkt – ‘bij zijn geboorte God zijn stembanden heeft gekust’. De stem wordt hem niet in de schoot geworpen. ‘Wie wil slagen moet intelligent en nederig zijn’, zo kijkt hij later terug. ‘Zingen betekent langdurig hard werken. Het is geen zaak waar je snel vruchten van kan plukken. Want niemand, ook niet de grootste zanger, wordt volmaakt geboren.’
Begin jaren zestig wint Pavarotti een concours, waardoor hij mag debuteren in Puccini’s La Bohème in Reggio Emilia. Hij leeft in die tijd ook als een bohemien. ‘We hadden geen geld, maar we geloofden in onszelf en in de toekomst’, zegt hij over de generatie zangers met wie hij opgroeit.
Zijn internationale doorbraak komt in 1963 in Amsterdam in Donizetti’s Lucia di Lammermoor. Daarna ontdekken andere operahuizen hem. En Pavarotti zit nog steeds middenin een leerproces. ‘Ik moest vechten, de aanleg scherpen, werk doen dat ik nooit gedacht had te doen, maar dat het mogelijk maakte mezelf te vormen. Begin 1964 dwong ik mezelf naar Glyndebourne te gaan, om Mozart te leren vertolken. Daar leerde ik dat zacht zingen veel moeilijker is dan hard zingen. In die tijd had ik het probleem helemaal niet door. Ik dacht dat zacht zingen wilde zeggen: de adem minder krachtig uitstoten. Maar het is daarentegen iets heel anders en moeilijk met woorden uit te leggen.’
Belangrijk voor Pavarotti’s verdere ontwikkeling is in die tijd zijn kennismaking met dirigent Richard Bonynge en diens vrouw, sopraan Joan Sutherland. ‘Zoals iedere echte artiest was Luciano nooit tevreden over zichzelf en werkte continu aan verbetering’, zegt Bonynge. ‘Luciano koesterde grote bewondering voor de techniek van Joan. Telkens als ik me omdraaide, legde hij de handen op haar buik om te proberen te begrijpen hoe ze ademde en haar stem gebruikte.’

‘Ik voelde me een gevangene van mijn eigen stem’

Daarna komen de grote triomfen, maar ook de hogere eisen en de angsten. Hij moet er mee leren leven. De vraatzucht kwelt hem. Zijn goede vriend Bonvicini schrijft: ‘De snelheid waarmee Luciano zijn spaghetti en glazen Coca Cola naar binnen werkte, waren tegelijkertijd fascinerend en misselijk makend.’ En even lijken de twijfels hem definitief in hun greep te krijgen. ‘Paniek overviel me bij de gedachte om één noot te missen en ik voelde me een gevangene van mijn eigen stem.’ Vervolgens speelde ook de onzekerheid over zijn gewicht op. ‘Midden in de nacht ontwaakte ik door de last van mijn dikte en vroeg ik me, zittend op de rand van het bed, af hoe ik een geloofwaardige Rodolfo kon spelen met zoveel kilo’s op mijn ribben.’
Maar na een noodlanding op het vliegveld van Milaan lossen de problemen op. De ontsnapping aan de dood brengt andere inzichten. ‘Op die dag begreep ik dat ik mijn tijd zat te verdoen en mijn leven aan het ruïneren was. Zonder een duidelijke reden. Ik besloot te vermageren en vond de lach terug die ik verloren had.’ Niet dat de vrees verdwijnt, maar hij schaamt zich er niet meer voor.
Pavarotti beteugelt zijn angsten ook door bijgeloof. In elk theater waar hij zingt, zoekt hij op het toneel naar een kromme, roestige spijker. Vindt hij die niet dan weigert hij het podium te betreden. Het verhaal doet uiteraard snel de ronde onder theaterdirecteuren, die ervoor zorgen dat er zo’n spijker rondslingert. Inmiddels groeit zijn roem. Hij verovert Europa en Amerika. De Metropolitan Opera sluit hem in de armen. ‘The King of the High C’, noemt het blad Time hem. Op één avond zingt hij er liefst negen in de Met. Zijn zang betovert iedereen, maar zijn acteerprestaties laten nog wel eens te wensen over, oordelen de critici. Pavarotti is in dat opzicht van een oudere generatie. Hij staat midden op het podium, zingt richting de zaal, en verwacht dat de regisseur de enscenering om hem heen bouwt. Een achterhaald concept, waarop steeds meer kritiek komt.

‘Hij bezingt alle gevoelens die een mens kan ervaren’

Maar zijn stem blijft fascineren. Pavarotti stijgt boven de wereld van de opera uit als zijn Nessun dorma uit Puccini’s opera Turandot herkenningstune wordt van het WK-voetbal in Italië in 1990. Voorafgaand aan de finale geeft hij met José Carreras en Placido Domingo – als The Three Tenors – een concert dat door een miljoenenpubliek op televisie wordt bekeken. Behalve opera beweegt hij zich nu ook in de wereld van de popmuziek, duetten zingend met Sting, Elton John en de U2-voorman Bono.
Zijn concerten in stadions en parken trekken honderdduizenden bezoekers. Hij is ook berucht voor zijn afzeggingen. Wanneer hij zich in Chicago, bij de Lyric Opera, terugtrekt uit 26 van de 41 voorstellingen wordt Pavarotti daar vanaf 1989 tot persona non grata verklaard. Ontgroeid aan de operawereld wordt hij ook een geliefd onderwerp voor roddelrubrieken. Hollywood maakt een film met hem. Hij zingt met Michael Jackson en Paul McCartney op een album ter ere van prinses Diana. Hij geeft humanitaire optredens in het door de oorlog verscheurde Bosnië. Pavarotti belandt in het Guinness Book of Records, als de zanger die het vaakst door het publiek op het podium wordt teruggeroepen (165 keer) en met het best verkochte klassieke album aller tijden, The Three Tenors in Concert. Pavarotti is – zoals de Amerikanen zeggen – ‘larger than life’.
Gezien de breekbaarheid van de tenorstem houdt Pavarotti het lang vol. Misschien wel te lang, want als hij in 2004 aan zijn afscheidstournee begint, heeft zijn stem al veel van zijn kracht verloren. Halverwege de serie concerten moet hij stoppen, wanneer artsen bij hem alvleesklierkanker vaststellen. Een operatie biedt maar tijdelijk soelaas. Als laatste optreden zingt Pavarotti zijn signatuuraria Nessun dorma, tijdens de opening van de Olympische Winterspelen in Turijn. Anderhalf jaar later, in september 2007, sterft hij in Modena, de stad waar hij bijna 72 jaar eerder ook geboren werd. Zijn geheim, vindt de Duitse dirigent Gustav Kuhn, was een meeslepende intensiteit. ‘Elk moment van zijn vertolking is vol van alle gevoelens die een mens kan ervaren.’


Aanbevolen opnamen


Lees en luister ook