In de spotlights Grigory Sokolov

Grigory Sokolov

Op het podium lacht hij niet. Daar weegt pianist Grigory Sokolov noten, zoals een dichter woorden. Na afloop in de kleedkamer ken je hem bijna niet terug. Een piano-god is mens geworden. Hij grijnst verlegen bij een vraag, de antwoorden heeft hij immers al in de concertzaal gegeven.

‘Ach! Hij beminde zoals niemand in onze jaren meer bemint’

‘Tien uur – Einde van het Concert’, staat er in het programmaboekje van het Bozar in Brussel. Maar het is al ver over elven als pianist Grigory Sokolov na zijn zesde toegift – of zijn het er meer? – voor het laatst door de deur aan de zijkant van het podium verdwijnt. De bezoekers klappen hun handen stuk om de Rus langer vast te houden. Bij een zaal met de naam Beaux Arts verwacht je schoonheid, maar niets is minder waar: het Bozar is een verzameling morsige gangen en vestibules, de muren zijn kaal, het pleisterwerk beschadigd, het licht in de zaal zelf zo schimmig dat de kalende pianist onder een bepaalde hoek een weelderige haardos lijkt te hebben. Zo kan een kleine hoofdbeweging hem plotseling jaren jonger maken.
Zijn spel lijdt er niet onder: de Schubert-vertolkingen ademen poëzie. De overgave waarmee Sokolov speelt, roept gedachten op aan de hartstocht van een andere Rus, de jonge romanticus Lenski uit de roman in verzen Jevgeni Onegin van Alexander Poesjkin.

Ach! Hij beminde zoals niemand in onze jaren meer bemint;
daartoe veroordeeld is slechts iemand die dicht: een vreemd, bezeten kind.

Sokolov bewoont een wereld waarin elke noot op persoonlijke aandacht mag rekenen

Vroeg of laat hypnotiseert Bach, spit Beethoven het innerlijk om en betovert Schubert, tenminste als Sokolov speelt. De muziek golft als de zee. Maar naarmate de avond verstrijkt, verstilt zij en spiegelt tenslotte het maanlicht van Schubert. Het gezicht van de pianist lijkt zich steeds dieper in de toetsen te begraven, soms meen je zelfs te horen dat hij iets tegen ze fluistert. Sokolov weet iedereen in zijn ban te houden. Hij trekt het publiek mee een bijna religieuze wereld in, een wereld waarin elke noot op persoonlijke aandacht en devotie mag rekenen.
Van de ernst waarmee hij musiceert, is in de kleedkamer weinig terug te vinden. Alles wat hij zegt, gaat vergezeld van een lach. Lijkt Sokolov op het podium een in zichzelf gekeerde zonderling, hier smelt de afstandelijkheid weg, althans in zijn verschijning. Hij keuvelt hier in het Duits, daar in het Engels, en tegen zijn manager Franco in het Italiaans. Zijn woorden klinken doordacht, alsof ze opgepoetst klaarliggen in zijn hoofd. Zijn taal is zo verzorgd als zijn spel. En zolang het over de praktische kant van het bestaan gaat, vloeien de zinnen gemakkelijk van zijn tong.
Hij wisselt van gedachten met de directeur van Bozar over de beide vleugels die de zaal bezit. Hij heeft een fenomenaal geheugen voor de instrumenten die hij bespeelt. Misschien wordt het wel eens tijd voor een nieuwe piano, oppert hij. ‘Ik zou niet weten waar ik die 150.000 euro vandaan moet halen?’, mompelt de Bozar-baas.

Het zwijgen draagt bij aan de mystificatie van zijn persoon

Een Duitse promotor van zijn platenmaatschappij Universal probeert Sokolov te bewegen om in oktober naar het gala van de ECHO Klassik te komen. Hij hoeft slechts te spelen, en misschien een prijs in ontvangst te nemen. De Rus luistert welwillend. De Duitser ruikt zijn kans en probeert zijn grenzen nog wat te verleggen. Want, ja, als de maestro bereid zou zijn, dan weet hij ook wel twee televisiestations die graag wat met hem zouden opnemen.
‘Zoals wat?’ glimlacht Sokolov beleefd.
‘Misschien wat toegiften en een kort interview’, antwoordt de promotor.
‘Hmmm, moeilijk’, sipt de pianist.
‘Het kan ook tijdens een repetitie.’
‘Nog moeilijker’, grijnst Sokolov.

De Rus staat erom bekend dat hij de media mijdt. Het draagt ongetwijfeld bij aan de mystificatie van zijn persoon, aan zijn status als cultheld die vooral stoelt op zijn spel, maar versterkt wordt door zijn gesloten karakter. Ook vanavond staat hij wat onwennig tegenover drie journalisten. Sokolov praat wel, maar zegt weinig. Met zijn ellenboog leunend op de vleugel in de solistenkamer laat hij vragen over muziek vriendelijk van zich afglijden. Waarom hij Schubert speelt? De Rus haalt zijn schouders op en glimlacht, alsof het antwoord voor zich spreekt.
Zijn Nederlandse impresario Friso Verschoor houdt het gesprek gaande.
‘De Moment Musicaux van Schubert als afsluiting van een recital. Dat is heel ongewoon.’
‘Is dat zo?’ vraagt Sokolov nieuwsgierig.
‘Ik heb het nog nooit gehoord’, zegt Verschoor. ‘Heeft dat een reden?’
‘Ach. Nee.’ Weer die grijns en het zwijgen. Toch zit er vreemd genoeg niets van achterdocht in zijn oogopslag. Die is open, kinderlijk bijna. Sokolov was ook nog bijna een kind – zestien – toen hij in 1966 winnaar werd van het Tsjaikovski Concours in Moskou.

Zijn recitals zijn ‘een muzikale eredienst die van iedereen heilige toewijding eist’

Hij herinnert zich nog zijn eerste optredens in Nederland. Achttien was hij. Hij somt de zalen op: Scheveningen, Roermond, Venlo en Maastricht. Het Eerste Pianoconcert van Tsjaikovski met als dirigent de oude André Rieu. En Saint-Saëns Twee. Dan is het weer stil.
‘Ik zag een oude opname liggen met de Pianosonate van Schubert die u vanavond speelde’, brengt Verschoor andermaal het gesprek op gang.
‘Hmmm’, mompelt Sokolov.
‘Hoe namen jullie dat eigenlijk op?’
‘Meestal na een recital midden in de nacht’, antwoordt de pianist. ‘Dan was er tijd en rust. En stilte. Tenminste, als je geluk had. We hebben ook wel opgenomen in zalen, waar je moest stoppen als het regende, omdat de druppels te hard roffelden op het dak.’

Het is ver na middernacht, en de gangen van het Bozar zijn in duisternis gehuld, als ieder zijn eigen weg gaat. Morgen vertrekt Sokolov met het vliegtuig naar het Italiaanse Genua. Tot en met april reist hij kris kras door Europa, voordat hij in mei neerstrijkt in Nederland. Amsterdam, Tilburg, Maastricht en Eindhoven. Hij brak in ons land door in 1992, na een invalbeurt voor de zieke Alfred Brendel in de serie Meesterpianisten in het Amsterdamse Concertgebouw. De kritiek was aanvankelijk niet van de lucht, zegt Friso Verschoor van Riaskoff Concert Management, verantwoordelijk voor deze reeks. ‘Hoe we op het idee kwamen Brendel te vervangen door zo’n obscure Russische pianist, die niemand kende. Maar die zondag veroverde Sokolov de harten van alle bezoekers.’
Begin mei is de Rus voor de zeventiende keer ‘meesterpianist’. En dan zal hij zijn gehoor weer hypnotiseren, net zoals in Brussel. Want, zo schreef recensente Wenneke Savenije na een van zijn recitals, ‘wanneer Sokolov speelt, zwijgt de zaal. Geen gekuch, geen geritsel, geen gefluister. Het publiek wordt als vanzelf meegezogen in zijn opperste concentratie en voelt feilloos aan dat hier een muzikale eredienst gaande is die van alle aanwezigen heilige toewijding vereist. En zo staat luisteren naar de magische klanken die Sokolov aan de vleugel ontlokt gelijk aan een spirituele ervaring, waarin uiteindelijk alles draait om geloof, hoop en liefde.’

Een waar woord. Wanneer Sokolov speelt, zwijgt de zaal. En wanneer de zaal spreekt, zwijgt hij.


sokolov2Lees en luister ook